ProfielWie ben ikMijn interessesMijn poëzieBerichtenVriendenBeheer

De depressie-epidemie

Trudy Dehue

De depressie-epidemie Type: Paperback
Uitgever: Augustus
Gewicht: 405 gram
Aantal Pagina's: 352
ISBN: 90-457-0430-7
ISBN-13: 978-90-457-0430-2
Categorie: Stress, Burn-out & Vermoeidheid
Richtprijs: € 15

Korte Inhoud


Hebben we het geluk in eigen hand? Een kritische blik naar de hulpverlening, de farmaceutische industrie en het maakbaarheidsidee.

Nederland hoort tot de meest welvarende, vrije en gelukkige landen. Dat constateren wetenschappelijk onderzoekers van het geluk. Maar tegelijk zijn anti-depressiva de meest geslikte medicijnen. Talloos zijn de andere therapieën, de zelfhulpboeken en de internetpagina`s over depressiviteit. En deskundigen stellen dat depressie nog grotendeels onderbehandeld is.

Is depressie een biologisch bepaalde ziekte die nu pas goed herkend en behandeld wordt? Praten de hulpverlening en de farmaceutische industrie ons psychische stoornissen aan? Of bracht de verzorgingsstaat mentale kleinzerigheid op grote schaal?

Trudy Dehue bespreekt de geschiedenis van neerslachtigheid. Ze bestudeert de claims van de biologische psychiatrie, analyseert de commercialisering van het psychiatrisch onderzoek en de inhoud van de anti-depressivareclames. Ze betoogt dat gangbare verklaringen voor de toename van depressie niet houdbaar of niet volledig zijn.

De depressie-epidemie belicht het proces waarin het ideaal van de maakbare samenleving werd ingeruild voor dat van het maakbare individu. Benadrukten we voorheen omstandigheden als oorzaak van ellende, tegenwoordig gaat de aandacht naar het individuele brein. Daarbij werden we zelf verantwoordelijk voor wat ons vroeger gewoon overkwam. Want nu succes een keuze is geworden, geldt dat voor mislukking evenzeer.

De depressie-epidemie werd bekroond met de Eureka-prijs 2009. Deze prijs van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) wordt jaarlijks toegekend voor het beste Nederlandstalige wetenschappelijke boek dat voor een groter publiek leesbaar is.

Uit het juryrapport: ‘De depressie-epidemie is heel toegankelijk geschreven zonder simplificerend te worden, heel kritisch zonder cynisch te zijn, meer bezorgd dan moraliserend van toon.`

`Dit is een bijzonder boek, omdat het langs de weg van de historische analyse, met een goed onderbouwde methodologische en wetenschapstheoretische kritiek (...) als onbetrouwbaar ijs ontmaskert wat altijd voor een stevig fundament werd gehouden.`

Uittreksel


Blz. 9: Voorwoord

Midden jaren zeventig werkte ik in een kinderpsychiatrische kliniek. Het woord 'depressie' viel daar toen nog niet, want dat stond voor een uitzonderlijke ziekte waaraan alleen volwassenen konden lijden. Maar er waren wel psychotische, agressieve en autistische kinderen. Het contact met hen leerde me hoe wonderlijk en aangrijpend psychische problematiek kan zijn en hoe ernstig ook het leven van familieleden erdoor verstoord kan raken. Ik besloot mijn hbo-opleiding aan te vullen met een universitaire studie psychologie. Vanuit de vraag wanneer een onderzoeksbenadering wetenschappelijk mag heten, koppelde ik daar na verloop van tijd een tweede studie in de wetenschapsfilosofie aan vast. Het gecombineerde gebied van psychologie en wetenschapsfilosofie werd vervolgens mijn nieuwe werkterrein. Vijf jaar geleden keerde ik terug naar mijn oude interesse in psychische problematiek. Aanvankelijk ging mijn belangstelling uit naar de wijzen waarop de werkzaamheid van antidepressiva wordt getest. Haast vanzelf kwam toen ook de vraag op waardoor de diagnose depressie zo is toegenomen.

Wie schrijft over een probleem zoals depressie, wekt wellicht de verwachting het te willen verhelpen. Maar therapeutische boeken zijn er al legio. Ik heb niet de pretentie daaraan een beter werk te kunnen toevoegen. Ook zijn er al talloze experts in allerlei soorten empirisch onderzoek, die behandelingen ontwerpen en testen of het bestaan van depressiviteit in bepaalde bevolkingsgroepen onderzoeken. Aan dat werk valt door mij evenmin iets bij te dragen. Mij gaat het om de vraag hoe het komt dat in een welvarend land als Nederland zoveel aan depressiebestrijding wordt gedaan. Het doel van dit boek is dat complexe verschijnsel te doorgronden. Ik onthoud me daarom van adviezen aan depressieve mensen. Soms gebruik ik in plaats van 'depressie' woorden zoals 'neerslachtigheid', 'somberheid' of 'tekort aan levenslust'. Dat heeft niet als doel het leed te bagatelliseren, maar komt voort uit de behoefte aan variatie zowel als neutralere termen. Aan het woord 'depressie' is de connotatie verbonden van een medisch probleem, die neerslachtigheid, zoals dit boek zal laten zien, pas in de loop van de twintigste eeuw kreeg.

Terwijl andere onderzoekers van depressie de laatste jaren steeds verder inzoomden, vanaf een depressief makend leven naar een depressief makend brein en nog verder naar neurotransmitters, hormonen, genen en nucleotiden, zoom ik als het ware heel ver uit. Dit boek bestudeert de historische veranderingen in de betekenis van depressiviteit en dus ook haar positieve tegenpolen van innerlijke rust of (tegenwoordig) juist ondernemingslust en zelfverzekerdheid. Ik analyseer de rol van de psychiatrie en de farmaceutische industrie in de beeldvorming van psychische problemen evenals die van de biologische wetenschap, de journalistiek, de overheid en de hulpverlening. Dat doe ik door uit te zoomen maar ook door vervolgens weer op gedetailleerde niveaus te focussen en, om de filmmetafoor af te maken, regelmatig stil te staan voor 'half-totalen' en 'close-ups'. Hiermee hoop ik uiteindelijk toch ook aan depressieve mensen iets te kunnen bieden. Het beeld van psychische problemen bepaalt immers het gezondheidsbeleid en houdt aanwijzingen in voor de juiste omgang met elkaar. Uiteindelijk is iederééns bestaan ermee gemoeid, want het gaat om kwesties van maatschappelijke solidariteit versus individuele verantwoordelijkheid en om de vraag wat we van het leven kunnen verwachten.

Dit boek bestudeert ook de wetenschap van depressie vanuit een metaperspectief en zegt er dus andere dingen over dan de meeste wetenschapsbeoefenaren of behandelaars doen. Wie gevestigde wetenschappelijke standpunten tegenspreekt moet zich sterker verantwoorden dan wie een voorlichtend boek schrijft over de stand van zaken daarin. Bij mijn theoretische oriëntatie putte ik uit het vakgebied Wetenschap en Techniekonderzoek, in het Engels Science & Technology Studies (STS) geheten, dat zich van de wetenschapsfilosofie heeft afgesplitst. Wetenschapsonderzoekers (zoals ze kortweg heten) bestuderen de processen voorafgaand aan de conclusie dat iets een wetenschappelijk feit of een aanvaardbare theorie mag heten. Zij onderzoeken ook hoe succesvolle wetenschap de werkelijkheid mee creëert die zij slechts lijkt te hebben ontdekt. Het doel is een adequater beeld te geven dan dat van belangeloze kennisverwerving, vooral nu het vergaren van kennis steeds meer wordt gedreven door financieel gewin. Het alternatieve beeld dat hierdoor ontstaat leidt niet tot relativisme. Terwijl het standaardbeeld van wetenschappelijke kennis als gedicteerd door een onafhankelijke werkelijkheid de discussie smoort, opent dat van een realiteit die is vormgegeven door de wetenschap, juist de mogelijkheid te vragen of de huidige realiteit ook de meest wenselijke is. Niet alleen het wetenschapsonderzoek was overigens een inspiratiebron, het werk van onderzoekers in het European Neuroscience & Society Network (ENSN) scherpte mijn begrip van de maatschappelijke inbedding en consequenties van de hedendaagse neurowetenschappen.

Recensie

door Tsenne Kikke
De auteur beschrijft allereerst haar observatie van de - vaak te korte - onderzoeken van de medicijnen tegen depressie. Ze heeft veel kritiek op die onderzoeken, die niet correct gehouden en weergegeven worden, waarvan de uitkomsten verdoezeld of verdraaid worden. Een en ander door de betrokkenheid van de hebzuchtige farmaceutische industrie die niet alleen veel geld steekt in de onderzoeken, maar ook de uitkomsten steeds meer bepaalt. Tegelijk wordt depressie steeds meer in de biologische hoek getrokken. Pleidooien voor onafhankelijk onderzoek krijgen geen voet aan de grond. De auteur onderzoekt ook de commercialisering van de wetenschap, de antidepressie-reclame en depressiecampagnes die worden gefinancierd door de overheid. Gangbare verklaringen van een toename van het aantal gevallen van depressie zijn niet houdbaar of onvolledig.

Tot slot een hoofdstuk over het nemen van het lot in eigen handen. Met een groot aantal eindnoten, een literatuuropgave en afzonderlijke registers op personen en onderwerpen. Een zeer goed boek, maar niet gemakkelijk; vooral geschikt voor de hulpverlening, artsen, psychiaters en psychotherapeuten, maar ook voor de media en journalisten.

De schrijfster is hoogleraar aan de rijksuniversiteit te Groningen.

- Drs. J.H.A.M. Bekkers -

Volgens bepaalde onderzoeken zijn Nederlanders welvarende, vrije en veilige mensen. Ondertussen slikken we steeds meer antidepressiva. Bovendien worden we overspoeld door een gigantisch aanbod van therapieën, zelfhulpboeken en andere informatie over depressiviteit. Hoe valt het een met het ander te rijmen? Trudy Dehue gaat in op deze zaken in het boek 'De depressie-epidemie'.

Trudy Dehue (hoogleraar wetenschapstheorie en -geschiedenis aan de Universiteit Groningen) gaat in De depressie-epidemie in op de geschiedenis van het woord depressie en analyseert de vercommercialisering van de wetenschap. Ze bespreekt antidepressiva-reclames en door de overheid gefinancierde depressiecampagnes en zet kanttekeningen bij het wetenschappelijk onderzoek met betrekking tot. depressie. Dehue vraagt zich af waar al die aandacht voor depressie vandaan komt. Sterker nog: ze vraagt zich af wat we überhaupt vandaag de dag verstaan onder het woord depressie.

Trudy Dehue publiceerde eerder al over de verborgen vooronderstellingen van menswetenschappelijke kennis in vooraanstaande internationale tijdschriften zoals Isis, en History of the Human Sciences. Haar boek 'De depressie-epidemie' belicht deze vooronderstellingen ten opzichte van het begrip depressie. En geeft aan wat dat voor ons begrip van die term en hoe we er mee omgaan betekend.

Aan de hand van een kritische blik op de geschiedenis van het woord depressie én de rol van de verschillende betrokkenen rondom depressie probeert Trudy Dehue een beter begrip te kweken ten opzichte van de rol die het woord depressie in onze samenleving vervult. Daarvoor begint de schrijfster met een uiteenzetting over de ontstaansgeschiedenis van het begrip depressie. Ze laat zien dat je niet zomaar kunt spreken van een toename van depressiegevallen, aangezien het woord depressie in de loop der jaren steeds binnen een andere context optreedt. De definitie is aan verandering onderhevig waardoor vergelijkingen met het verleden krom gaan. Niets is zo veranderlijk als de wereld om ons heen en niets is dus ook zo veranderlijk als ons begrip van die wereld en de begrippen die daaruit voortvloeien. Want kunnen we echt de melancholie van weleer vergelijken met de depressie van vandaag de dag?

Maar waar komt dan het idee vandaan dat depressie een steeds groter gezondheidsprobleem aan het worden is? Om het antwoord op deze vraag te vinden duikt Dehue niet alleen in de ontstaansgeschiedenis van het begrip depressie zelf, maar ook in de rol die overheid, wetenschap en farmaceutische industrie spelen in onze opvattingen over depressie. En die partijen blijken allemaal in mindere of meerdere mate bij te dragen aan de toename van het antidepressiva-gebruik. Het is de onderlinge verweven- en afhankelijkheid van deze drie partijen die een objectieve benadering van het begrip depressie uiterst moeizaam maakt.

Dat de farmaceutische industrie graag met cijfers komt die ons aansporen om maar vooral antidepressiva te slikken, is niet bepaald verrassend. Maar de rol die wetenschap en overheid in dit verhaal spelen zal toch menig wenkbrauw doen fronsen. Trudy Dehue laat zien dat deze laatste twee partijen niet altijd zo onafhankelijkheid zijn als we wellicht van hen verwachten. Bewust of onbewust laten ze zich bij tijd en wijle beïnvloeden door allerlei factoren die een objectieve, onafhankelijke benadering van de depressieproblematiek in de weg staan. Alleen al het feit dat alle partijen steeds meer uitgaan van een biologische achtergrond van depressie - en dus van behandeling door antidepressiva - wijst op een beperkte benadering van de problematiek. Waarbij vooral de farmaceutische industrie garen spint.

De depressie-epidemie probeert dit alles vanuit de huidige maatschappelijke context te verklaren. Een context die een logisch, maar niet bij voorbaat juist gevolg is van de historische ontwikkelingen in de wetenschap, commercie en maatschappij. Gelukkig zijn er ook tegengeluiden te horen zoals in de vergelijking die Canadese kinderartsen optekenden met behulp van Winnie the Pooh:

'Het leven in het Honderdbunderbos is lang niet zo onschuldig als het lijkt. Met de hedendaagse mogelijkheden om psychische stoornissen te herkennen, begrijpen we dat Poehs fixatie op honing eigenlijk een symptoom is van de obsessieve compulsieve stoornis, terwijl hij met zijn brein vol vluchtige gedachten ook nog lijdt aan ADHD. Die laatste stoornis trof het springerige Teigetje trouwens eveneens. En kijk eens met professionele blik naar het zenuwachtig blozende Knorretje, dat toch duidelijk een angststoornis heeft. De zwartkijker Iejoor is in feite helemaal niet vertederend, die is gewoon depressief.'

Dit voorbeeld laat zien hoe men tegenwoordig al snel iemand in een diagnostisch hokje tracht te duwen. Geen wonder dat we steeds depressiever worden!

Al met al zou je haast depressief worden bij het lezen van dit boek. Er worden namelijk behoorlijk wat beweringen gedaan door overheid, wetenschap en industrie zonder dat daar keiharde bewijzen voor te vinden zijn. Zo word je als lezer in een positie gedrukt die je eigenlijk niet zou willen. Je wilt tenslotte geen depressie aangepraat krijgen.

Aan de andere kant is het echter ook een opbeurend verhaal. Het is namelijk allemaal niet zo somber als het lijkt. Het is gewoon een kwestie van definitie. Trudy Dehue weet al die wetenschappelijke beschouwingen op een frisse onderhoudende manier te brengen. Ondanks de vele verwijzingen naar wetenschappelijk onderzoek wordt het nooit saai en stoffig. Ben je ook maar enigszins geïnteresseerd in de wijze waarop de wetenschap werkt of als je vrolijk wordt van depressies, dan is dit zeker een boek dat het lezen waard is.

In ieder geval is het gewoon eens lekker verfrissend om tussen al die doemscenario's over een aan depressie ten onder gaande maatschappij een ander geluid te horen. En daarmee is het vertrouwen in de wetenschap weer enigszins hersteld. Gelukkig maar. Ik greep al bijna naar mijn Prozac.

- Erik Meijers -

Koop dit boek bij


Bestellen
Adverteren
Zoek&Vind
Meer
Spiritualia
Contact
Copyright © 2008-2024 Spiritualia. Alle rechten voorbehouden. | Privacy Statement | Gedragscode | Algemene Voorwaarden | Auteursrecht