ProfielWie ben ikMijn interessesMijn poëzieBerichtenVriendenBeheer

Hebreeën - Geloven is volhouden

Dr. H.R. van de Kamp

Hebreeën - Geloven is volhouden Type: Hardcover
Uitgever: Kok
Gewicht: 800 gram
Aantal Pagina's: 336
ISBN: 90-435-1811-5
ISBN-13: 978-90-435-1811-6
Categorie: Christendom
Richtprijs: € 35,5

Korte Inhoud


Hebreeën is een brief op de man af. Een veelkleurige aansporing om vol te houden in het geloof. Actueel vanwege de crisistijd waarin de lezers zich in de zestiger jaren van de eerste eeuw bevonden. De Jodenchristenen in Jeruzalem en omgeving stonden voor de opdracht om hun geliefde hoofdstad met de daar gevestigde tempel te verlaten, wilden ze niet mee omkomen bij de aanstaande verwoesting van stad en tempel. Welke rijkdom en zekerheid houden volgelingen van Jezus Christus over in zulke kritieke omstandigheden? De auteur roept zijn hoorders op om de volle aandacht te blijven richten op Jezus Christus, de meelevende Hogepriester in de hemelse tempel en om bij het verlaten van het aardse Jeruzalem de blik te richten op de komende stad van de toekomst. Naar boven kijken waar Christus is gezeten aan de rechterhand Gods en naar voren kijken, richting de eeuwige stad. De schrijver beroept zich daarbij voortdurend op het Oude Testament om de climax van Gods openbaring in de nieuwe tijd van Jezus Christus te duiden. Dit document is daarom van groot belang voor de vraag hoe christenen van de nieuwe tijd omgaan met de heilige Schriften van het oude verbond.

Uittreksel


Blz. 32: Datering

De brief aan de Hebreeën moet in ieder geval gedateerd worden ná de hemelvaart van onze Heer, gezien de prominente plaats van dit heilsfeit in het betoog van de auteur. De brief moet in elk geval ook gedateerd worden vóór 96 AD, omdat de eerste brief van Clemens aan de gemeente in Korinte, die meestal in dat jaar gedateerd wordt, zinspeelt op Hebreeën (vergelijk Heb1,3-13 met 1 Clem. 36,2-5). Het debat hierover cirkelt rond de vraag: voor of na 70, het jaar van Jeruzalems val.

5.1 De datering vóór 70 AD

Deze datering wordt ondersteund met de volgende argumenten.

1. Het gebruik van de tegenwoordige tijd in het beschrijven van het tempelritueel (Robinson, Walker, Van Veelen). Zie bijvoorbeeld 7,8; 8,13; 9,6¬9.13; 10,1-2; 13,10. Soms is het een tijdloze beschrijving van voorgeschreven rituelen (5,1-4; 8,3-5), soms ook een duidelijk beroep op bestaande realiteiten (10,1-3; 10,11.18). Het niet vermelden van het feit dat de dagelijkse offers na 70 ophielden, is onbegrijpelijk bij een datering ná 70. Juist het betoog over het dagelijks herhalen van de offers en over de opeenvolging van hogepriesters (7,11-28) had, indien geschreven ná 70, het beëindigen ervan moeten noemen. De klap die het stoppen van het systeem heeft betekend, is in de joodse literatuur voelbaar (Robinson). Het niet vermelden van de impact van dit gebeuren in een christelijk geschrift is onvoorstelbaar.

Verdedigers van een latere datering (na 70 AD) wijzen erop dat auteurs als Flavius Josefus (Tegen Apio 2.77) en Clemens (1 Clem.40,4-5) het tempelritueel ook na 70 in de tegenwoordige tijd beschrijven. H.i. is dit een natuurlijk literair procédé. Toch betogen deze auteurs niet (als Hebreeën) dat de tempel religieus overbodig is geworden. Juist dit feit maakt het gebruik van de tegenwoordige tijd door Hebreeën zo opvallend (Walker). Het dringende karakter van vooral 13,9-14 maakt de opvatting (Holtz) dat het de schrijver koud laat of de cultus in het heden nog wordt voltrokken, onhoudbaar.

De brief van Barnabas vermeldt wel expliciet de vernietiging van de tempel.

2. Elke verwijzing naar de val van Jeruzalem ontbreekt, terwijl de auteur zijn betoog daarmee had kunnen verstevigen (Robinson, Walker, Geertsema). Dit hoeft niets af te doen van het feit dat zijn kritiek vooral gebaseerd is op het werk van Christus alleen. Hoofdstuk 8,13 luidt: 'het Oude Verbond is niet ver van verdwijning' en niet: 'is verdwenen'. De beschrijving van de blauwdruk in 9,1-8 legt een link naar de tegenwoordige tijd (9,9). De onbevangen lezer krijgt de indruk dat de offerdienst nog steeds doorgaat. Weliswaar zet de auteur zijn betoog op vanuit de wetsvoorschriften, maar hij vergeet geen moment de situatie van zijn lezers.

3. de toon van de brief en de oproep de stad uit te gaan treffen vooral doel als de ondergang van de stad dreigt, in het licht van Jezus' waarschuwing in Marcus 13, 14-15.

Een datering vóór 70 wordt gesteund door de volgende factoren (Wal¬ker):

De auteur wil zijn hoorders, die gezien de smaad en bespotting gevaar lopen terug te deinzen (10,39), bemoedigen tot een hernieuwd vertrouwen (10,32-39) en een hernieuwd geloof (11,1-40). Vanwaar die angst om terug te deinzen? De duidelijkste aanwijzing daarvoor krijgen we in 13,9-14 met de uitdaging om het kamp te verlaten en zich bij Jezus te voegen. De auteur roept zijn hoorders op te delen in de vernedering die Jezus buiten het kamp heeft ondergaan. Hoewel christenen in elke eeuw vijandschap van allerlei kanten ervaren, moet de primaire verwijzing in de oorspronkelijke context wel zijn die naar de te verwachten vijandigheid vanuit het Joodse kamp. Deze angst voor repressie vanuit het Joodse kamp is vóór 70 veel beter verklaarbaar dan na 70 toen het Jodendom zelf ook minder aantrekkingskracht had. Als de negatieve houding ten opzichte van de tempel bij de geadresseerden de reden is voor de te vrezen represailles, dan is die toestand na 70 verbeterd, want dan moeten de Joden zelf ook opnieuw een nieuwe houding ontwikkelen ten opzichte van de (weggevallen) tempel.

We krijgen de indruk dat de ontvangers van de brief eerder aan aanvechtingen bloot staan dan zich beroofd voelen van de tempel. Vooral in hoofdstuk 3-4 is de waarschuwing gericht op het risico om aan verleiding toe te geven. Die waarschuwende taal heeft vooral zin als het joodse alternatief rondom de tempel een krachtig en gevestigd systeem is. Na 70 is dat niet meer het geval. De waarschuwende taal laat zich veel beter verklaren tegen de achtergrond van een machtig systeem dat nog volop operationeel is.

De uiterste zorg van de auteur om zijn boodschap over te brengen verraadt een situatie waarin de houding ten opzichte van de tempel gevoelig ligt. Bij de naderende botsing tussen Rome en Jeruzalem kan een houding zoals in Hebreeën verwoord als verraad van de joodse zaak worden opgevat, wat de hoorders metterdaad buiten het kamp plaatst. De behoedzame woordkeus van de auteur in deze precaire situatie is te zien aan zijn gebruik van 'tabernakel' als hij naar de tempel wil verwijzen. Dat is geen academische desinteresse in wat gaande is in Jeruzalem (Ellingworth), maar bewuste strategie.

Recensie

door Tsenne Kikke
Er zijn dagen in het kerkelijk jaar waarop je ernaar verlangt om tijdens de dienst eens voluit en zonder schaduw te kunnen zingen van de komst, het werk en de heerlijkheid van Christus. Even buiten de Psalmen, echt nieuwtestamentisch, het hart op de tong nemen en uiten wat gezien en geloofd mag worden. Om werkelijk stem te geven aan de volheid van het hart lijken de Psalmen dan iets tekort te komen. Ik zeg expres: 'lijken', want met het lezen van het op één na laatste deel van het Commentaar op het Nieuwe Testament, Hebreeën, Geloven is volhouden, ben ik er weer eens heel direct mee geconfronteerd hoe de schrijvers van het Nieuwe Testament, en met name de schrijver van de Hebreeënbrief, de Psalmen op indrukwekkende en overtuigende wijze laat getuigen van Christus. Prachtig, zoals dr. H.R. van de Kamp daar in dit commentaar inzicht in geeft en je op sommige plaatsen eigenlijk zowel een Psalmencommentaar als een verklaring van Hebreeën voorlegt. Psalmenexegese levert evangelie op! Hij weet helder inzicht te geven, is eerlijk in de weergave van de verschillende mogelijkheden voor uitleg en onderbouwt zijn keuzes met goede argumenten. Dat geeft je als gebruiker een stimulans om mee te denken en het stelt je in staat je een (eventueel afwijkend) oordeel te vormen. Met deze manier van werken voldoet hij volgens mij precies aan de bedoeling van een commentaar.

De brief aan de Hebreeën heeft trouwens veel lijnen naar ons kerkelijk jaar. Van het 'minder worden dan de engelen' tot aan de wederkomst komt eigenlijk van alle kerkelijke feestdagen de kern, de onderbouwing vanuit het Oude Testament en de betekenis voor het geloofsleven aan de orde. Vanaf de generering van Christus tot aan Zijn zitten ter rechterhand van de Vader om te oordelen, wordt het werk van de Hogepriester besproken. En wat het geloofsleven betreft: zowel het verwachten van de toekomst van de Heere als het leven met de Heere van de toekomst worden aan de lezer voorgehouden. Van de Kamp benadrukt dat laatste, het concrete dagelijkse leven in gemeenschap met de Hogepriester die door de hemelen is doorgegaan, wat minder. We leven hier op aarde vanuit de doorboorde hand van een biddende Hogepriester. Dat is leven vanuit het verzoenend lijden en sterven, onder leiding van Hem die Boven is en Die onze aardse handel en wandel een hemels accent wil geven. Dat is aanwezige toekomst! Van de Kamp laat naar mijn mening de troost aan de gemeente te veel bepalen door de uitstaande toekomst (als compensatie), terwijl die in de Hebreeënbrief juist ook in het hier en nu gestalte krijgt (moet krijgen). Dat is iets onderbelicht gebleven. Maar wat hij wel geeft - net als dr. J. van Bruggen, die het commentaar van de laatste hoofdstukken van Hebreeën voor zijn rekening heeft genomen - is heel veel inzicht, gepresenteerd in heldere taal. Dit commentaar is zowel voor de theoloog als voor geïnteresseerde gemeenteleden een rijke bron.

- Bodegraven, Arie van der Knijff -

Koop dit boek bij


Bestellen
Adverteren
Zoek&Vind
Meer
Spiritualia
Contact
Copyright © 2008-2024 Spiritualia. Alle rechten voorbehouden. | Privacy Statement | Gedragscode | Algemene Voorwaarden | Auteursrecht