ProfielWie ben ikMijn interessesMijn poëzieBerichtenVriendenBeheer

Een open geheim

Originele titel: The open secret

Alister McGrath

Een open geheim Type: Paperback
Uitgever: Kok
Gewicht: Onbekend
Aantal Pagina's: 441
ISBN: 90-435-1647-3
ISBN-13: 978-90-435-1647-1
Categorie: Christendom
Richtprijs: € 39,9

Korte Inhoud


Een volledig nieuwe kijk op natuurlijke theologie, waar christelijke denkbeelden en de natuurwetenschappen elkaar ontmoeten. Nieuw standaardwerk In dit langverwachte boek presenteert McGrath een nieuwe kijk op natuurlijke theologie, waarbij hij opnieuw haar redelijkheid en nut bevestigt. Hij ontwikkelt een visie op natuurlijke theologie als ontmoetingsplaats voor het christelijk geloof, kunst en literatuur en de natuurwetenschap. Daarbij reikt hij diverse openingen aan tot dialoog, kruisbestuiving en verrijking. Natuurlijke theologie, zo stelt hij, gaat over het kijken naar de natuur op een christelijke manier, om zodoende onder de indruk te raken van haar schoonheid, waarheid en goedheid.

Uittreksel


Blz. 350: Natuurlijke theologie en goedheid

De mensheid probeert de wereld te begrijpen, deels door middel van een zoektocht naar een rationele verklaring van wat waargenomen kan worden, en deels door te speuren naar zin, waarde en betekenis. Hoewel deze twee speurtochten nauw met elkaar samenhangen, zijn het toch twee verschillende dingen. Ons inzicht in de betekenis van het leven heeft een diepgaande invloed op de fundamentele levensvragen, zowel op ethisch als op spiritueel gebied. In dit laatste hoofdstuk dat ingaat op de platonische triade van waarheid, schoonheid en goedheid, zullen we de categorie van let goede' gebruiken om die kan van de natuurlijke theologie te verkennen die maakt dat er regels en wetten zijn. Welk verschil maakt het voor onze houding en daden, wanneer we de natuurlijke wereld, inclusief onszelf, vanuit het perspectief van het christelijke geloof zien?

Een van de centrale thema's in dit boek is de noodzaak om de dingen te zien zoals ze werkelijk zijn. Dit gaat verder dan het verlangen om de dingen met rationeel te verklaren en bij het esthetische niveau passende wijze te waarderen, en omvat de wezenlijk ethische vraag hoe het juist handelen in afhangt van het op juiste wijze zien van de wereld. Dit is het achterliggende punt voor Iris Murdochs vasthouden aan de blijvende rol van de metafysica, en met name het idee van het transcendente. voor een onderbouwde omschrijving van de zedelijkheid, zoals we in hoofdstuk 3 zagen. De zedelijkheid hangt af van het aangeleerde vermogen om de dingen te zien zoals ze werkelijk zijn. (Je zou zelfs, om een daaraan verwant punt te noemen, kunnen zeggen dat het goddelijke oordeel gezien kan worden als iets dat ons dwingt om onszelf te zien zoals we werkelijk zijn, als iedere illusie en doen alsof weggevallen zijn.) De wijze waarop we de wereld 'zien' vormt de morele visie die bepaalt hoe we in de wereld handelen. In wat nu volgt zullen we dit gedetailleerder bekijken.

De morele kijk op de werkelijkheid

Goedheid, aldus Murdoch, is onlosmakelijk verbonden met onze kennis van de werkelijkheid - niet een onpersoonlijke 'quasi-wetenschappelijke' omschrijving van de wereld, maar een diepere kennis van de werkelijkheid waarin we leven. 'Als zedelijke wezens: schrijft ze, 'zitten we tot over onze orden in een werkelijkheid die boven ons uit stijgt: De basis voor de zedelijkheid is het vermogen om deze werkelijkheid te zien zoals ze werkelijk is, zodat 'zedelijke vooruitgang bestaat uit het bewustzijn van deze werkelijkheid en de onderwerping aan haar doelen: Dit is het waarop een natuurlijke theologie van de goedheid steunt, die berust op het waarnemen en onderscheiden, en handelen naar een specifieke wijze om de wereld te 'zien'.

Voor vele schrijvers is het idee van de 'goedheid' van wezenlijk belang voor de omschrijving van wie de mens is, en voor de basis van het sociale bestaan. Charles Taylor betoogde in zijn Sources of the Self terecht dat 'individualiteit en het goede, of op een wat andere manier individualiteit en zedelijkheid, onlosmakelijk met elkaar verweven thema's blijken te zijn: En hoe de vraag naar de aard en het functioneren van de 'goedheid' ook verwoord wordt, een betrokkenheid op de natuur is onvermijdelijk, juist vanwege het feit dat de mensheid binnen de natuur bestaat en natuurlijke kenmerken bezit - ook al moeten die juist overwonnen en overstegen worden.

Om deze reden wijst Terry Eagleton er terecht op dat de universele basis van de ethiek niet gelegen is in een of ander denkbeeldige 'universele rationaliteit', maar in de universele biologische aard van de mensheid, hoezeer die ook door culturele beperkingen gevormd kan zijn.' Hoewel Eagletons analyse zo zijn problemen kent, wijst het op ondubbelzinnige wijze op de noodzaak voor iedere natuurlijke theologie om de goedheid een plek te geven. De ideeën waarheid, schoonheid en goedheid zijn eenvoudigweg te nauw met elkaar verweven om toe te laten dat ze van elkaar losgemaakt worden, zowel in de theorie als in de praktijk.

Traditioneel wordt elke poging om de zedelijkheid in de natuurlijke orde terug te vinden, geplaatst in hokje van de 'natuurwet. Hoewel dit idee onderworpen is aan allerlei vormen van theoretische en praktische kritiek, blijkt de gedachte dat de natuur in staat zou moeten zijn om een ethiek op te leveren, los van een menselijk fiat, opmerkelijk hardnekkig te zijn, om redenen die we later nog zullen bekijken. Toch is een van de voornaamste zwakke punten van dit idee gelegen in het feit dat het ten diepste afhankelijk is van een theorie van de natuur die de natuur niet zelf kan leveren. Wat is `natuur-lijk'? Op welke wijze is de menselijke visie op wat 'natuur' inhoudt, gevormd door historische, culturele en psychologische factoren?

Een christelijke natuurlijke theologie gaat uit van een opvatting van de economie van de verlossing die het mogelijk maakt om een basis te leggen voor de gedachte van een natuurwet. Een levensvatbare natuurlijke theologie van de goedheid wordt bepaald en ondersteund door een christelijk inzicht in de natuur. Om deze reden wordt een natuurlijke theologie van de goedheid - net als haar tegenhangers van de waarheid en de schoonheid - vormgegeven door de contouren van de christelijke theologische traditie.

Welke aspecten van de christelijke kijk op de natuur zijn nu van belang voor zo'n natuurlijke theologie van de goedheid? Een van de fundamentele thema's van de christelijke scheppingsleer zegt dat de wereld geordend is. Deze ordening geldt niet alleen de fysieke opbouw van de wereld, die door de natuurwetenschappen geanalyseerd en weergegeven kan worden, daar het idee van de 'ordening van de werkelijkheid' duidelijk zowel een esthetische als een ethische dimensie heeft. Middeleeuwse theologen wezen er geregeld op dat schoonheid voor een deel gedefinieerd wordt in termen van symmetrie en proportionaliteit. Op vergelijkbare wijze heeft het idee van ordening een zware ethische en wettelijke boventoon. Is de wereld geschapen met bepaalde normen - een 'natuurwet' - die tot z'n fundamenteelste structuur behoren? Deze vragen brengen ons bij de gigantisch controversiële kwestie van de natuurwet, dat een integraal onderdeel vormt van onze kijk op een vernieuwde natuurlijke theologie.

Recensie

door Tsenne Kikke
Enkele jaren geleden stond in deze krant een interview met Alister Mc- Grath, waarin hij het 'einde van het protestantisme' aankondigde. Die uitlatingen maakten heel wat los. Hoe hadden we het nu? Was deze evangelicale voorman 'van z'n geloof gevallen'? In dat interview gaf hij een verklaring voor het feit dat zowel het rooms-katholicisme als de Pinksterbeweging vandaag groeien, terwijl het protestantisme aan aantrekkingskracht inboet.

Die beide bewegingen hebben ontzag voor het 'heilige', terwijl het klassieke protestantisme de band met het sacrale heeft verbroken. In dit boek voorziet hij die bewering van een fundament. De titel duidt de strekking van het boek goed aan: de wereld is een 'open geheim'. Ze verwijst naar boven en staat ernaar open. Hoe komt het dan dat de hoofdstroom in de westerse wereld dat niet ziet?

In de ondertitel van het boek komt de term 'natuurlijke theologie' voor. Dat is een beladen begrip. In de vorige eeuw was er de strijd tussen Barth en Brunner, die precies de mogelijkheid van een 'natuurlijke theologie' tot inzet had. Die discussie speelde - niet toevallig - in de begintijd van Nazi-Duitsland. Er maakte zich daar toen een natuurlijke theologie breed, die volk en vaderland van een religieuze wijding voorzag. Barth reageerde daarom furieus, toen Brunner juist in die tijd een lans meende te moeten breken voor het goed recht van natuurlijke godskennis. Alleen een strenge concentratie op Gods openbaring in Jezus Christus kan ons beschermen tegen de sirenentonen van de bloedwarme natuurlijke theologie van de Deutsche Christen. Aan het begin van de 21ste eeuw is de kruitdamp opgetrokken, meent Mc- Grath, en we zien nu dat Barth eenzijdig was en Brunner een tikje naïef. Het is zaak achter de verlichting terug te gaan. De verlichting wilde komen tot een universele natuurlijke theologie, die zich baseert op een vertrouwen in de autonomie van de menselijke rede en ervaring. Om zo'n universele natuurlijke theologie te kunnen ontwerpen moest men echter wel eerst dat begrip van een andere inhoud voorzien. Tot dan toe bedoelde men met de aanduiding 'natuurlijke theologie' niet een constructie van een menselijke geest, die los van het christelijk geloof zijn weg ging. Het omgekeerde is het geval: een christelijke natuurlijke theologie berust op de veronderstelling dat weliswaar de natuur - vanzelfsprekend - voor iedereen waarneembaar is, maar dat de sleutel tot de juiste interpretatie ervan niet in de geschapen orde zelf gelegen is. We hebben het christelijk geloof nodig om zicht te krijgen op de ware betekenis van de natuur.

In 1 Samuël 3 wordt ons verhaald hoe de jonge Samuël door God geroepen wordt. Tot drie keer toe klinkt Gods stem, maar steeds gaat Samuël naar Eli, in de veronderstelling dat hij het was die riep. Na drie keer gaat Eli een licht op. Hij draagt Samuël op weer te gaan slapen, maar als die opnieuw zijn naam hoort noemen, niet weer naar Eli toe te komen, maar te zeggen: "spreek, Here, uw knecht hoort."

McGrath ziet in dit Bijbelverhaal uitgedrukt wat in zijn ogen het goed Bijbels recht van een 'natuurlijke theologie' is. De wereld, waarin wij leven, verwijst naar God, naar goedheid, waarheid en schoonheid. Maar je ziet het niet vanuit jezelf. Samuël kende de Here niet, staat er. Eli moest hem opmerkzaam maken op Gods spreken. Wil de natuur het bovennatuurlijke kunnen onthullen, dan moet zij op een bepaalde specifieke manier 'gelezen' of 'beschouwd' worden. Als dat in onze tijd niet gebeurt en zelfs nadrukkelijk wordt afgewezen, hoe kan er dan een - in de woorden van Augustinus - 'genezing van de ogen van het hart' plaatsvinden, zodat de mensen de dingen weer gaan zien zoals ze werkelijk zijn?

McGrath verwijst hiervoor vooral naar Johannes 1, over het Woord waardoor de wereld is gemaakt en waardoor de wereld bestaat. In dat Woord is immers leven en dat leven is het licht van de mensen. Maar het vindt geen weerklank bij de mensen. Dat het Woord ook vlees geworden is houdt volgens McGrath ook in, dat Christus deze werkelijkheid is binnengegaan om het vermogen ervan om naar God te verwijzen te transformeren. "Christus zelf openbaart de aard en de heerlijkheid van een tot dan toe onzichtbare God in de vorm van een menselijke persoon." De rationele benadering van de verlichting was abstract en bloedeloos. Dat wij mensen kennen met onze zintuigen en dat onze kennis lichamelijk van aard is, werd erin miskend.

Het type natuurlijke theologie van de verlichting was ook in wezen deïstisch. De wereld werd gezien als een soort uurwerk, dat God ooit gemaakt had. Daarna kon Hij een stapje terug doen, zonder dat dat invloed had op het functioneren van het universum. God was in deze gedachtegang niet meer dan de Schepper, die dan ook voor het gerecht van de rede gedaagd kan worden als bij de aardbeving in Lissabon (1755) tienduizenden mensen omkomen.

McGrath stelt daar de christelijke gedachte van de 'economie van de verlossing' tegenover. God is daarin niet de architect en constructeur van deze wereld - en daarmee uit. Nee, Hij geeft zichzelf te kennen, als Schepper én Verlosser van deze wereld, die het kwaad tenietdoet.

Volgens McGrath geeft de 'natuurlijke theologie' ons oog voor waarheid, schoonheid en goedheid. De waarheid van het christelijk geloof ziet McGrath bijvoorbeeld in 'antropische verschijnselen': 'de fundamentele constanten van het universum' lijken zó in elkaar te zitten, dat het er veel van heeft dat ze zijn ontworpen om het ontstaan van het leven mogelijk te maken. Aan dit ene voorbeeld valt wel af te lezen dat het in een natuurlijke theologie, zoals die McGrath voor ogen staat, niet gaat om 'koele overweging', maar om 'warme kennis'. Aanbidding en spiritualiteit maken er deel van uit.

McGrath heeft een niet gemakkelijk, maar wel fascinerend boek geschreven. Hij heeft in elk geval daarin gelijk, dat als we niet - zoals het gezang zegt - met open ogen en open oren door de wereld gaan, om Gods tekens te verstaan, het geloof gedoemd is te verkommeren.

- Gerard den Hartog -
Adverteren
Zoek&Vind
Meer
Spiritualia
Contact
Copyright © 2008-2024 Spiritualia. Alle rechten voorbehouden. | Privacy Statement | Gedragscode | Algemene Voorwaarden | Auteursrecht