ProfielWie ben ikMijn interessesMijn poëzieBerichtenVriendenBeheer

Het Voynichmanuscript is één van de meest bizarre boeken ter wereld - Deel 1

Tsenne Kikke Auteur
Tsenne Kikke

Geplaatst op
vrijdag 17 mei 2019 12:24

Het Voynichmanuscript is een mysterieus, geïllustreerde codex met een totaal onbegrepen inhoud. Het boek is genoemd naar de Pools-Amerikaanse boekhandelaar Wilfrid M. Voynich, die het in 1912 in handen kreeg. Op dit moment is het eigendom van de Universiteit van Yale. De eerste facsimile-editie werd uitgegeven in 2005.

Met een codex wordt een gebonden boek uit de late oudheid of middeleeuwen aangeduid. Het woord is afgeleid van het Latijnse 'caudex' wat 'houtblok' betekent. De oorspronkelijke betekenis van codex in de oudheid was bedoeld ter onderscheid met een papyrusrol. Het Voynichmanuscript werd in de 15e eeuw - men schat tussen de jaren 1404 en 1438 door een onbekende auteur geschreven. De kans is groot dat het in Noord-Italië, tijdens de Italiaanse Renaissance werd geschreven, maar dan wel in een onbekende taal, dat nog altijd niet is ontcijferd. Enkele vellum ervan ontbreken, maar er blijven er nog altijd een 240-tal over.

Het is onderwerp geweest van veel onderzoek door zowel professionele cryptografen als door amateurcryptografen, inclusief roemrijke codebrekers uit de Tweede Wereldoorlog. Geen van allen heeft ook maar één enkel woord ontcijferd. Al die mislukte pogingen hebben het Voynichmanuscript tot de heilige graal van de cryptografie gemaakt, maar ook het vermoeden versterkt dat het niets anders is dan een opeenvolging van betekenisloze lettertekens.

Volgens mij: een tamelijk onlogisch vermoeden. Welke gek gaat daar nu zoveel tijd insteken, en het bovendien nog eens rijkelijk illustreren? Alhoewel, ook in die tijd liepen er hoogstwaarschijnlijk gestoorde geesten rond ...



Beschrijving

Het meet 23,5cm x 16,2 cm x 5 cm en bestaat dus uit zo'n 240 bladen vellum, oftwel perkamenten uit ongelooide dierenhuid. Men vermoedt dat er een 32-tal ontbreken. Er zijn enkele gaten in de bladzijdenummering (die blijkbaar later is toegevoegd), wat aangeeft dat de pagina's reeds ontbraken toen Voynich het manuscript in handen kreeg. De tekst en de illustraties zijn gemaakt met een ganzenveer. De illustraties zijn - mogelijk later - ingekleurd met verf. Een gedigitaliseerd kopij kunt je op het internet weervinden, dankzij deze link eventueel.

Illustraties

De illustraties geven weinig duidelijkheid over de inhoud van de tekst, maar laten zien dat het boek uit een zestal hoofdstukken bestaat, elk met eigen onderwerpen en een eigen stijl. De secties worden meestal als volgt benoemd...

- Plantkundig: Op elke pagina staat een plant (soms twee planten) en enkele paragrafen tekst, iets wat ook gangbaar was in de gedrukte plantenboeken (herbaria) van die tijd. Sommige delen zijn grotere kopieën van tekeningen in de farmaceutische sectie.

- Astronomisch: De tekeningen bestaan uit cirkelvormige diagrammen, sommige met zonnen, manen en sterren. Ze wekken de indruk van astronomie of astrologie. Een serie van twaalf diagrammen toont de traditionele tekens van de dierenriem. Elk van deze symbolen is omgeven door precies dertig vrouwenfiguren, de meeste naakt, die een ster vasthouden. De laatste twee bladen van deze sectie (met de Steenbok en de Waterman) zijn verloren gegaan, terwijl de Ram en de Stier in vier gepaarde diagrammen zijn gesplitst, met elk vijftien sterren. Sommige diagrammen staan op uitklapbladen.

- Biologisch: Dichtbeschreven bladzijden, afgewisseld door afbeeldingen van meestal naakte vrouwen, in badkuipen die soms verbonden zijn door een uitgebreid netwerk van pijpen. Sommige van de pijpen zijn gevormd als lichaamsorganen.

- Kosmologisch: Ronde diagrammen, met een onduidelijke betekenis. Deze sectie heeft vier uitklappagina's; een daarvan is zes pagina's groot en vormt een soort van plattegrond of diagram met negen eilanden, verbonden door verhoogde wegen, en met kastelen en misschien een vulkaan.

- Farmaceutisch: Veel gemerkte plantendelen (bladeren, wortels, enzovoort). Langs de kantlijn staan voorwerpen getekend die op apotheekvaten lijken. Enkele paragrafen tekst.

- Recepten: Veel korte paragrafen, elk gemarkeerd met een bloemachtig of sterachtig teken.

Tekst

De tekst is duidelijk van links naar rechts geschreven, met een onregelmatige rechterkantlijn. Langere gedeelten zijn onderverdeeld in paragrafen, soms met opsommingstekens. Leestekens ontbreken. Het schrift is vloeiend, alsof de schrijver een goede beheersing had van het onderwerp.

De tekst bestaat uit ongeveer 170.000 glyphes, of noem het onbekende lettertekens, meestal van elkaar gescheiden door een smalle ruimte. De meeste lettertekens zijn geschreven met een of twee eenvoudige halen. Er zijn twintig tot dertig verschillende lettertekens; het precieze aantal is onderhevig aan enige discussie. Daarnaast zijn er enkele tientallen lettertekens die slechts een- of tweemaal worden gebruikt.

De tekst bevat ongeveer 35.000 woorden van verschillende lengte. De woorden lijken fonetische of spellingsregels te volgen: bepaalde lettertekens moeten in elk woord voorkomen (zoals elk woord in het Nederlands een klinker moet hebben), sommige lettertekens komen nooit na een andere, sommige mogen verdubbeld worden en andere niet.

Statistische analyses laten zien dat de tekst patronen volgt, die vergelijkbaar zijn met die in natuurlijke talen. Bijvoorbeeld: de woordfrequentie vertoont een zipfdistributie en de woordentropie (tien bits per woord) is vergelijkbaar met bijvoorbeeld die van het Engels en het Latijn. Sommige woorden worden alleen in bepaalde secties gebruikt of op een klein aantal pagina's, andere komen door de hele tekst voor. Er zijn heel weinig herhalingen bij de bijschriften van de tekeningen. In de plantkundige sectie is elk eerste woord van een pagina uniek en is mogelijk de naam van de plant.

Anderzijds is de tekst in een aantal opzichten erg verschillend van de Europese talen. Er zijn, bijvoorbeeld, vrijwel geen woorden met meer dan tien 'letters' en er zijn ook vrijwel geen woorden van één of twee letters. De positie van de letters in de woorden is ook opvallend. Sommige letters worden alleen aan het begin van een woord gebruikt, andere alleen aan het eind en weer andere alleen midden in een woord. Dit patroon wordt ook gevonden in het Arabisch, maar niet in het Romeinse of Cyrillische alfabet.

In de tekst komen meer herhalingen van woorden voor dan in Europese talen; een veelgebruikt woord wordt soms driemaal achtereen herhaald. Woorden die slechts één letter verschillen worden ook vaak na elkaar gebruikt. De gebruikte 'woordenschat' is kleiner dan hij statistisch zou moeten zijn.

Geschiedenis

Tot begin 2011 lag de enige bruikbare aanwijzing voor de ouderdom van het manuscript in de illustraties, want de tekst is niet ontcijferd en het schrift lijkt niet op iets bekends. Om die reden werd voor de datering gekeken naar de kledij en de kapsels, weergegeven op de verschillende tekeningen. Deze zijn allemaal typisch Europees en volgens de meeste experts conform de kleding die werd gedragen in de periode tussen 1450 en 1520. Deze datering werd ondersteund door andere aanwijzingen. Op 9 februari 2011 meldde de Universiteit van Arizona dat door één van haar medewerkers een C14-datering op het perkament is uitgevoerd. Volgens dit bericht dateert het materiaal uit het begin van de 15e eeuw, een eeuw eerder dan tot dan toe werd aangenomen.

De eerste persoon van wie is bewezen dat hij het manuscript in eigendom had, was Georg Baresch (1585–1662), een obscure alchemist die in het begin van de zeventiende eeuw in Praag woonde. Baresch was bijzonder geïntrigeerd door dit boek, dat jarenlang in zijn bibliotheek lag. Toen hij hoorde dat Athanasius Kircher (1601 of 1602 – 1680) een Koptisch woordenboek had gepubliceerd en de Egyptische hiërogliefen had ontcijferd, stuurde hij een kopie van een deel van het manuscript naar hem toe. De begeleidende brief aan Kircher uit 1639 is de oudst bekende vermelding van het manuscript.

Het is niet bekend of Kircher op de brief is ingegaan, maar hij was dermate geïnteresseerd in het manuscript dat hij het in bezit wilde krijgen. Baresch weigerde. Na de dood van Baresch kwam het manuscript in bezit van zijn vriend Jan Marek Marci (1595 – 1667), Johannes Marcus Marci in het Latijn, de toenmalige rector van de Karelsuniversiteit in Praag. Hij stuurde het manuscript onmiddellijk naar Kircher, met wie hij reeds lang bevriend was en correspondeerde. Marci's begeleidende brief uit 1666 is nog steeds aan het manuscript bevestigd. In die brief, in het Latijn geschreven, staat onder meer dat het manuscript voor 600 gouddukaten door keizer Rudolf II (1552–1612) was gekocht en dat deze ervan uitging dat het manuscript was geschreven door de Engelsman Roger Bacon.

Het is onduidelijk wat er in de volgende tweehonderd jaar met het manuscript is gebeurd. Waarschijnlijk werd het, samen met de rest van de correspondentie van Kircher, bewaard in de bibliotheek van de Pontificia Università Gregoriana. Het bleef daar waarschijnlijk totdat de troepen van Victor Emanuel II van Italië de stad in 1870 veroverden en de Kerkelijke Staat bezetten. De nieuwe Italiaanse regering confisqueerde veel eigendommen van de kerk, inclusief de bibliotheek. Volgens onderzoek van Xavier Ceccaldi en anderen werden veel boeken vlak voor de confiscatie naar persoonlijke bibliotheken van de faculteit overgebracht, waar ze veilig waren. De correspondentie van Kircher hoorde hierbij, en kennelijk ook het Voynichmanuscript, want het ex-libris van Peter Jan Beckx, de toenmalige rector van de universiteit en hoofd van de jezuïeten, staat nog steeds in het manuscript.

De privébibliotheek van Beckx werd verplaatst naar de Villa Mondragone in Frascati, een groot paleis bij Rome, dat in 1866 door de jezuïeten was gekocht en dat het hoofdkwartier was van het Collegio Ghisleri van de jezuïeten.

In 1912 had het Collegio Romano kennelijk geld nodig en besloot om zeer discreet enige objecten uit de bibliotheek van de hand te doen. Wilfrid Voynich kocht dertig manuscripten, waaronder datgene dat nu zijn naam draagt. Na zijn dood in 1930 erfde zijn weduwe, Ethel Lilian Voynich, het manuscript. Zij overleed in 1960 en liet het na aan haar vriendin Anne Nill. In 1961 verkocht deze het aan de boekhandelaar Hans P. Kraus. Omdat hij er geen koper voor kon vinden, doneerde hij het in 1969 aan de Universiteit van Yale.

Theorieën over het auteurschap

Er zijn veel namen genoemd voor het auteurschap. Hieronder volgen de belangrijkste...

In de brief van Marci aan Kircher schrijft hij dat het boek, volgens zijn vriend Rafael Mišovský, voor 600 dukaten is gekocht door keizer Rudolf II van Bohemen. Volgens de brief geloofde Rudolf (of mogelijk Raphael) dat het werk was geschreven door de franciscaan en homo universalis Roger Bacon (1214 – 1294).

Hoewel Marci schreef dat hij zijn oordeel nog in beraad hield, nam Voynich het heel serieus en probeerde het te verifiëren. Zijn overtuiging had tachtig jaar lang grote invloed op de pogingen het manuscript te ontcijferen. Experts die het manuscript bekeken en die vertrouwd waren met het werk van Bacon, sloten Bacon uit als auteur. Het is belangrijk om te beseffen dat Rafael Mišovský in 1644 overleed en dat de transactie heeft plaatsgevonden vóór Rudolf's afzetting in 1611, minstens 55 jaar voordat Marci zijn brief schreef.

De veronderstelling dat Roger Bacon de auteur was, leidde Voynich tot de conclusie dat het John Dee, een wiskundige en astroloog aan het hof van koningin Elisabeth I, was die het manuscript aan Rudolf had verkocht. Van John Dee is bekend dat hij een groot aantal werken van Roger Bacon in zijn bezit heeft gehad. Hij, en zijn assistent in occulte zaken, Edward Kelley, woonden enkele jaren in Bohemen, in de hoop dat ze hun diensten aan de keizer konden verkopen. De dagboeken die John Dee zorgvuldig bijhield, maken echter geen melding van het manuscript en dat maakt de hypothese vrij onwaarschijnlijk. Hoe het ook zij, als de auteur niet Roger Bacon is, dan verdwijnt ook John Dee uit beeld, tenzij hij het zelf geschreven heeft en in de hoop het voor goed geld te kunnen verkopen, het gerucht heeft verspreid dat het van Roger Bacon was.

De metgezel van John Dee in Praag, Edward Kelley, was een alchemist die beweerde dat hij van koper goud kon maken: dit, met behulp van een geheim poeder, dat hij uit het graf van een bisschop in Wales had opgegraven. Hij beweerde dat hij engelen kon oproepen met behulp van een kristallen bol, en dat hij lange gesprekken met hen voerde; gesprekken, die getrouw door John Dee werden genoteerd. De taal van de engelen noemde hij Enochisch, ook wel Henochiaans genoemd, naar Henoch, de Bijbelse vader van Metusalem. Volgens legenden was Enoch door engelen meegenomen en heeft daar een boek over geschreven, het Boek van Enoch.

Er is geopperd dat Kelley, als hij zijn metgezel John Dee voor de gek hield met verhalen over engelen, ook het manuscript kan hebben geschreven, met het doel de keizer om de tuin te leiden. Maar als Roger Bacon het boek niet heeft geschreven, is het verband tussen Kelley en het manuscript niet duidelijk.

Voynich is er vaak van verdacht egweest het manuscript zelf te hebben vervaardigd. Als handelaar in antieke boeken had hij waarschijnlijk de benodigde kennis en de middelen. Een verloren boek van Roger Bacon zou hem waarschijnlijk een fortuin opleveren. De recente ontdekking van de brief van Baresch aan Kircher sluit deze mogelijkheid echter uit.

Een fotostatische reproductie van de eerste pagina van het manuscript, die Voynich enige tijd voor 1921 heeft gemaakt, toont een zwak handschrift dat is verwijderd. Met behulp van chemicaliën werd iets zichtbaar als "Jacobj à Tepenece", wat leidt naar Jakub Horcický z Tepence (1575–1622) - in het Latijn Jacobus Sinapius, een specialist in medicatie met medicinale kruiden die de persoonlijke arts was van Rudolf II en de curator van zijn botanische tuinen. Voynich en vele anderen concludeerden uit deze handtekening dat Jacobus Sinapius de eigenaar van het handschrift was voordat Baresch het in bezit had; zij zagen dat als een bevestiging van het verhaal van Raphael. Anderen hebben naar voren gebracht dat Sinapius zelf de auteur van het handschrift zou kunnen zijn.

Het handschrift komt echter niet overeen met het handschrift van Sinapius dat in  2003 door Jan Hurich is gevonden, dus het is mogelijk dat de opmerking is toegevoegd door een latere eigenaar of bibliothecaris en een vermoeden geeft van de identiteit van de auteur. In de boeken, die Kircher tot zijn beschikking had, is Sinapius de enige arts aan Rudolf's hof die een volledige pagina krijgt toebedeeld. Tycho Brahe wordt bijvoorbeeld nauwelijks genoemd. Bovendien hebben de chemicaliën die Voynich gebruikte, het vellum zodanig aangetast dat er nu nauwelijks nog een spoor van de handtekening te bespeuren is. Dat heeft ook de verdenking opgewekt dat Voynich zélf de handtekening heeft gemaakt, om de Roger Bacon-theorie te ondersteunen.

Jan Marci heeft Kircher ontmoet in 1638, toen hij een delegatie van de Karelsuniversiteit naar Rome leidde. In de 27 jaar daarna schreven zij elkaar een groot aantal brieven over de meest uiteenlopende wetenschappelijke onderwerpen. De reis van Marci was onderdeel van de strijd om de universiteit onafhankelijk te houden van de jezuïeten, die in Praag het concurrerende Clementinum-college beheersten. Desondanks fuseerden de twee universiteiten in 1654 onder jezuïtische leiding. Er is over gespeculeerd dat Marci de brief van Baresch en vervolgens het Voynichmanuscript heeft geschreven, met het doel Kircher, de "ster" van de jezuïeten, in diskrediet te brengen.

De persoonlijkheid en kennis van Marci waren hiervoor toereikend en Kircher, die men zich tegenwoordig meer herinnert om zijn fouten dan om wat hij heeft verricht, was een gemakkelijk doelwit. Inderdaad is er enige overeenkomst tussen de brief van Baresch en een grap die Andreas Mueller met Kircher heeft uitgehaald. Mueller vervaardigde een onbegrijpelijk manuscript en stuurde het naar Kircher met een brief dat het uit Egypte kwam; hij vroeg Kircher om een vertaling. Kircher produceerde die vertaling zonder moeite.

Het is belangrijk om aan te geven dat de enige bewijzen van het bestaan van Baresch bestaan uit drie brieven die naar Kircher zijn verstuurd: één van Baresch (in 1639) en twee van Marci (ongeveer een jaar later). Het is ook opmerkelijk dat de correspondentie tussen Marci en Kircher in 1665 ophoudt, tegelijk met de "'omslagbrief' van het Voynichmanuscript. Aan de andere kant is de wrok van Marci tegen de jezuïeten pure speculatie; hij was een gelovig katholiek, had gestudeerd om jezuïet te worden en vlak voor zijn dood in 1667 werd hem het erelidmaatschap van de jezuïetenorde toegekend.

Rafael Mišovský, de vriend van Marci die de bron zou zijn van het Roger Bacon-verhaal, was zelf ook onder meer cryptograaf. Hij had, zo zei hij zelf, in 1618 een cryptografische methode ontdekt die niet te kraken was. Dit heeft de theorie opgeleverd dat hij zelf de auteur van het Voynichmanuscript zou zijn en dat hij zijn methode ermee in de praktijk had gedemonstreerd. Hij gebruikte vervolgens Baresch als proefkonijn. Nadat Kircher zijn Koptische woordenboek had gepubliceerd, leek Kircher een veel beter doelwit dan Baresch en hij overtuigde Baresch ervan dat hij Kircher om hulp moest vragen. Hij zou het Roger Bacon-verhaal hebben verzonnen om Baresch te motiveren. Inderdaad kan de disclaimer in de brief van Marci betekenen dat Marci een leugen vermoedde. Voor deze theorie zijn geen bewijzen.

De kankeronderzoeker en amateurcryptograaf Dr. Leonell Strong zegt dat de oplossing van het Voynichmanuscript een "vreemd dubbel systeem van aritmetische progressie van een meervoudig alfabet" is. Strong beweert dat de ontcijferde tekst is geschreven door de zestiende-eeuwse Engelse auteur Anthony Ascham, de auteur van, onder andere, 'A Little Herbal' (1550). Hoewel het Voynichmanuscript delen bevat die sterk op een herbarium lijken, is het belangrijkste bezwaar dat het onduidelijk is waar Anthony Ascham de benodigde cryptografische kennis vandaan kon hebben gehaald.

- Wordt vervolgd -

Commentaar


Wees de eerste om te reageren!

Reageer


Opgelet: momenteel ben je niet ingelogd. Om onder jouw eigen naam te posten kun je hier inloggen.

Mijn naam:    
Mijn e-mail adres:    
Mijn commentaar:
Verificatie:
Typ de code hierboven in:
 


School voor ontwikkeling van De Innerlijke Mens


Adverteer op Spiritualia
Adverteren
Zoek&Vind
Meer
Spiritualia
Contact
Copyright © 2008-2024 Spiritualia. Alle rechten voorbehouden. | Privacy Statement | Gedragscode | Algemene Voorwaarden | Auteursrecht