|
Brief aan een voor mij ongeboren kind
|
|
O kind - 'k ben jouw vader Nooit zul je weten wie ik ben Vraag 't je moeder, vraag 't me later 'k Weet niet of ik er aan wen
Soms denk ik in stille gedachten Aan die late decemberavond toen Je verwekt werd in één der nachten Dat ik met je moeder sliep. Fatsoen!
'k Hield van je moeder - écht Maar 't heeft niet mogen lukken Als je zelf ooit volwassen bent, vecht Opdat 't lot jullie niet uiteen zal rukken
Je moeder heeft je welbewust ontvangen 'k Wist het niet, maar toch Zal ik ooit naar jou verlangen Ik, de vader van 't bedrog
Je mag 't gerust weten - ze wilde je achterlaten In een Rotterdams groot steriel gebouw Zoals immer - 't waren woorden, geen ware daden Je leeft en daarom is 't dat 'k nog van haar hou
Toen ik naar je moeders buikje staarde Naar jou die in die schoot geborgen zat Kreeg je véél meer liefde, véél meer waarde Dan ik ooit van haar heb gehad
't Gaat je goed m'n kind 'k Zal waken over je ziel, je zijn Heel ver verwijderd, in gedachten, als vriend 'k Zal van je houden, met mijn hartje klein

Uit: gedichtenbundel 'De Vraag naar het Waarom' - een uitgave van
Psychon vzw, Borgerhout/Antwerpen - 1980
Commentaar
Reageer
Opgelet: momenteel ben je niet ingelogd. Om onder jouw eigen naam te posten en om een score te kunnen geven kun je hier inloggen.
|