Mijn gedachten Waren nog bij haar Terwijl mijn lichaam Door het stalen ros Werd voortgetrokken
Mijn voet Drukte harder Op het gaspedaal
Onze blikken Hadden elkaar ontmoet - voor het eerst - Het innerlijke glimlachte Hunkerende gedachtenlichamen Speelden in onze hoofden rond
Naïeve meisjesogen Keken me aan Bleven me achtervolgen Tot in het hier-en-nu Van het ogenblik Dat ik nu beschrijf
Een rustgevende blik Van liefde en vertrouwen Gaf me de o zo Langgewenste gemoedsrust
Ik vlijde me neer op het bed Keek dromerig naar de zoldering De rook van mijn sigaret Vormde haar gelaat, haar lichaam Alles dwarrelde ... In mijn hoofd
Toen we elkaar Enkele dagen later Weer ontmoetten Spatte de innerlijke spanning Uit elkaar en Smolt in de schoot Van beide polen
"Liefste," zei ik toen "Als je écht niet weet Van wie je deze nacht Moet dromen Droom je dan Van mij?"
Uit: gedichtenbundel 'De Vraag naar het Waarom' - een uitgave van
Psychon vzw, Borgerhout/Antwerpen - 1980
Commentaar
Reageer
Opgelet: momenteel ben je niet ingelogd. Om onder jouw eigen naam te posten en om een score te kunnen geven kun je hier inloggen.
|