Opgezwollen klieren Elektrische prikkeling Miljoenen vibrerende punten
Tranen stulpen uit hun kassen Irriterende kwellingen van het zoute vocht Prikkelend verdriet der onmacht In de bolster van het menselijke zijn Inwendige golven slaan torenhoog op
Creëren een betraand gevoel Om weg te ebben Een droog, depressief Strand achterlatend Een gekristalliseerd tranendal In de leegte van De innerlijke ruimte
De storm is geluwd Zonnestralen gloeien stulpend Uit de hartstreek Overspoelen het innerlijk denken Overkoepelen het menselijk brein De ganse schedelinhoud vult zich Ondergaat de drukkende golving De foltering is voorbij
...
De ogen worden geopend Het licht verblindt Plant zich voort en Vervoert met zich de beelden Van de kleurrijke realiteit Dat zich in het netvlies vastwortelt En in de glazen bol vertakt
Klieren zwellen wederom op Traanbollen versieren Het innerlijke hoofd Verdringen elkaar En spatten uit in Triljoenen elektrischgevulde deeltjes Overrompelen het hele lichaam Om het volledig, definitief Mee te slepen In haar afnemende tij.
Uit: gedichtenbundel 'De Vraag naar het Waarom' - een uitgave van
Psychon vzw, Borgerhout/Antwerpen - 1980
Commentaar
Reageer
Opgelet: momenteel ben je niet ingelogd. Om onder jouw eigen naam te posten en om een score te kunnen geven kun je hier inloggen.
|