ProfielWie ben ikMijn interessesMijn poëzieBerichtenVriendenBeheer

Natuurlijk of bovennatuurlijk

Originele titel: Supernature

Lyall Watson

Natuurlijk of bovennatuurlijk Type: Hardcover
Uitgever:
Gewicht: Onbekend
Aantal Pagina's: 362
ISBN: 90-6045-833-8
ISBN-13: 978-90-6045-833-4
Categorie: Exacte wetenschappen & Mystiek
Richtprijs: € 25

Korte Inhoud


" ... Alles wat leeft is betrokken bij een open dialoog met het universum, een vrije uitwisseling van informatie en invloed, die alle leven verenigt tot één reusachtig organisme, dat op zijn beurt deel uitmaakt van een nog veel grotere dynamische structuur."

Is dit natuurlijk of bovennatuurlijk?

Lyall Watson beschrijft dit als volgt:

"De totale natuur kent geen grenzen. Maar al te dikwijls zien wij slechts wat wij verwachten te zien: onze blik op de wereld wordt beperkt door de oogkleppen van onze gelimiteerde ervaring; maar dat hoeft niet. De totale natuur is de natuur - compleet - met al haar facetten die voor het grijpen ligt. Ik zie haar als een logische voortzetting van de huidige staat van de natuurwetenschappen, als een oplossing voor enkele problemen die de traditionele wetenschap niet kan oplossen en als een verlichting van de druk waaronder de moderne mens leeft.

Ik hoop, dat zij nog meer zal gaan betekenen. Weinig aspecten van het menselijk gedrag zijn zo geprononceerd als onze behoefte te geloven in het onzichtbare - en als bioloog kan ik nauwelijks aannemen dat dit louter toeval is. Dit geloof en de vreemde verschijnselen, waaraan dit geloof zich zo hardnekkig vastklampt, moeten een bepaalde waarde hebben waardoor ze blijven bestaan en ik meen, dat wij het ogenblik naderen waarop dezè waarde zal blijken. Naarmate de mens de hulpbronnen van de aarde uitput, zal hij steeds meer zijn aangewezen op zijn eigen hulpbronnen. Veel van deze hulpbronnen zijn momenteel nog verborgen in het occulte - een woord dat slechts 'verborgen kennis' betekent en een zeer juiste omschrijving is van iets dat wij altijd hebben geweten maar nooit erkend."

Uittreksel


Blz. 114: Hersengolven

De elektrofysiologie ontwikkelde zich in het midden van de achttiende eeuw, kort nadat de methoden bekend werden om elektriciteit op te wekken. Aanvankelijk werd nogal roekeloos geëxperimenteerd. In een verslag uit die tijd staat, dat Lodewijk XV, toen hij zich eens verveelde, „een elektrische schok uit een batterij Leidse flessen liet toedienen aan 700 Kartuizer monniken die elkaar bij de hand hielden, hetgeen een verbijsterend effect had." Later werd men zich bewust van het feit dat levend weefsel niet alleen gevoelig is voor elektriciteit, maar dat het weefsel zelf zwakke voltages opwekt die drastisch veranderen als het weefsel beschadigd is of actief wordt. In 1875 ontdekte een Engelse dokter, dat de hersenen eveneens een dergelijke stroom produceren. De eerste experimenten werden uitgevoerd met de blootgelegde hersenen van kikkers en honden, maar zodra gevoeliger apparatuur voorhanden was, begon men met intensief onderzoek van dieren en mensen. In 1928 ontdekte Hans Berger dat de stroom die door de hersenen wordt opgewekt niet constant is, maar in een ritmisch patroon van trillingen verloopt. Hij toonde dit aan op zijn „elektro-encephalogram" het „EEG".

Thans is Berger's enkele golflijn in vele componenten gesplitst door instrumenten die fluctuaties van een tienmiljoenste volt kunnen registreren. Een dergelijke stroom is zó zwak, dat er ongeveer dertig miljoen van nodig zouden zijn om het lampje van een kleine zaklantaarn te laten branden. Achter deze verwarde massa van zeer zwakke prikkels, liggen vier ritmische grondpatronen verborgen die alfa, beta, delta en theta zijn genoemd. Deltaritmen zijn het traagst met 1 tot 3 trillingen per seconde en treden vooral tijdens diepe slaap. Thetaritmen hebben een frequentie van 4 tot 7 trillingen per seconde en schijnen verband te houden met stemmingen. Alfaritmen vertonen 8 tot 12 trillingen per seconde. Zij komen het meest voor bij „ontspannen meditatie" en worden onderbroken door momenten van oplettendheid. Betaritmen, tussen 13 en 22 trillingen per seconde, schijnen zich te beperken tot het voorste deel van de hersenen, waar inge¬wikkelde mentale processen plaatsvinden.

Aanvankelijk bepaalde het onderzoek naar deze ritmen zich tot eenvoudige experimenten, zoals het effect van het openen en sluiten van de ogen, het effect van hoofdrekenen, en van drugs, maar de resultaten waren minimaal. Om meer inzicht te krijgen in werking en gevoeligheid van de hersenen, besloten Grey Walter en zijn medewerkers in 1946 te trachten nieuwe patronen van de bestaande hersenritmen te formeren via de zintuigen. Zij lieten met regelmatige tussenpozen een lichtflits in de ogen van de proefpersoon schijnen en constateerden dat deze lichtflits nieuwe, merkwaardige patronen in het encefalogram veroorzaakte. Bij bepaalde frequenties veroorzaakte de lichtflits eveneens heftige reacties bij de proefpersoon die plotseling een aanval van epilepsie scheen te krijgen.

Walter concentreerde zich ogenblikkelijk op de normale ongestoorde hersengolven van epileptici en ontdekte dat hun hersenritmen in bepaalde frequenties waren gegroepeerd. „Het was alsof bepaalde hoofdakkoorden voortdurend optraden tegen de achtergrond „van de trillers en arpeggio's van de normale activiteit." Deze harmonische groepering bracht hem op de gedachte dat voor de synchronisatie van deze ritmen tot een enorme explosie, slechts een uitwendige coördinator nodig was. Een dirigent die de afzonderlijke akkoorden zou kunnen verenigen tot één enorme stuiptrekking. Een lichtflits in het gebied van de alfaritmen, tussen 8 en 12 trillingen per seconde, had precies deze uitwerking op epileptici, en veroorzaakte acute aanvallen. Deze methode is thans een waardevol klinisch hulpmiddel bij het diagnotiseren van epilepsie, maar men is tevens tot de ontdekking gekomen, dat een groot aantal overigens normale mensen onder bepaalde omstandigheden op dezelfde wijze reageert.

Walter onderzocht honderden mensen die nog nooit aan stuipen of toevallen hadden geleden, en constateerde dat één op de twintig reageerde op een goed gerichte lichtflits. Zij kregen een „vreemd gevoel", duizelingen of waren een flauwte nabij; enkelen verloren een ogenblik het bewustzijn of hun ledematen schokten op het ritme van de lichtflitsen. Zodra dergelijke verschijnselen zich voordeden werd het lichtflitsexperiment gestaakt, om hevige, abnormale spiercontracties te voorkomen. Bij andere proefpersonen moest de lichtflits precies overeenstemmen met het hersenritme om enige uitwerking te verkrijgen. Een terugkoppelingscircuit (kring), waarbij de lichtflitsen in feite door de hersensignalen zelf worden afgevuurd, leidde bij meer dan de helft van de proefpersonen tot acute aanvallen van epilepsie.

Wanneer men door een laan met bomen rijdt en de zon schijnt regelmatig tussen de stammen van de bomen door, kan dit zeer storend zijn. Er bestaat een medisch rapport van een fietser die bij verscheidene gelegenheden steeds even het bewustzijn verloor als hij door een dergelijke laan naar huis fietste. In zijn geval weerhield de tijdelijke bewusteloosheid hem ervan op de pedalen te trappen, waardoor zijn snelheid verminderde tot een tempo waarbij het flitsende zonlicht hem niet langer hinderde. Hij kwam tijdig weer bij bewustzijn om een val te voorkomen. Maar een auto rijdt met grotere snelheid en de mogelijkheid bestaat dat hij net zo lang in het gevaarlijke tempo blijft rijden tot de bestuurder de macht over het stuur verliest. Hoeveel dodelijke ongevallen op deze wijze zijn veroorzaakt is niet te zeggen.

Recensie

door Tsenne Kikke
Dit boek dateert uit 1973 en dus uit circulatie. Maar, omdat het als een klassieker wordt beschouwd, mag je het gerust tweedehands aankopen.
Adverteren
Zoek&Vind
Meer
Spiritualia
Contact
Copyright © 2008-2024 Spiritualia. Alle rechten voorbehouden. | Privacy Statement | Gedragscode | Algemene Voorwaarden | Auteursrecht