ProfielWie ben ikMijn interessesMijn poëzieBerichtenVriendenBeheer

De mens in opstand

Originele titel: L'homme révolté

Albert Camus

De mens in opstand Type: Paperback
Uitgever: Olympus
Gewicht: 360 gram
Aantal Pagina's: 320
ISBN: 90-467-8607-2
ISBN-13: 978-90-467-8607-9
Categorie: Politiek
Richtprijs: € 25,5

Korte Inhoud


De beroemde Franse schrijver en filosoof Albert Camus (1913-1960) beschouwde 'De mens in opstand' als zijn belangrijkste boek. Het is een diepgaand essay over de ontsporingen van het revolutionaire denken, vanaf de Franse Revolutie tot en met de concentratiekampen van Auschwitz en Kolyma. Tegenover het onvermijdelijke geweld van de revolutie plaatst Camus de redelijkheid van de persoonlijke revolte. "De opstandige vernedert niemand". In Frankrijk zorgde het boek in 1951 voor scherpe debatten en leidde het tot de definitieve breuk met Jean-Paul Sartre.

De oude vertaling van 'De mens in opstand' dateert van 1952. Deze bevatte vele hiaten en persoonlijke toevoegingen van de vertaler. De nu gepresenteerde vertaling is de eerste integrale in het Nederlands taalgebied. Het nawoord bij deze filosofische klassieker is van Daan Roovers, hoofdredacteur van Filosofie Magazine.

Albert Camus (1913-1960) ontving in 1957 de Nobelprijs voor literatuur. Zijn werk kent nog altijd vele bewonderaars, ook onder collega-schrijvers. Imre Kertész schreef over hem: "Gedurende de hele periode van mijn bewustwording, van mijn geestelijke omwenteling, heeft hij me als een vriend begeleid."

Uittreksel


Blz. 19: Wat is een mens in opstand? Een mens die neen zegt. Maar ook al weigert hij, hij geeft niet op: het is ook een mens die ja zegt, vanaf zijn eerste impuls. Een slaaf die zijn hele leven orders heeft gekregen, vindt een nieuw bevel plotseling onaanvaardbaar. Wat is de inhoud van die 'nee'?

Het betekent bijvoorbeeld: 'het heeft te lang geduurd', 'tot hier en niet verder', 'u gaat te ver' en ook 'er is een grens die u niet mag overschrijden'. Kortom, zijn nee geeft aan dat er een grens is. We vinden hetzelfde idee van een grens terug in het gevoel van de opstandige dat de ander 'overdrijft', dat hij zijn recht uitbreidt tot voorbij een grens vanaf waar een ander recht hem tegenhoudt en beperkt. Zo baseert de opstandige impuls zich tegelijkertijd op de categorische afwijzing van een ontoelaatbaar geachte indringing en op de vage zekerheid van zijn goed recht, of beter gezegd de indruk, bij de opstandige, dat 'hij het recht heeft om...' Er vindt geen opstand plaats zonder het gevoel dat je zelf, op enigerlei wijze en ergens, gelijk hebt. Om die reden zegt de opstandige slaaf tegelijkertijd ja en nee. Hij bevestigt de grens en tegelijkertijd alles wat hij aan deze zijde van de grens vermoedt en wil beschermen. Hij wijst er koppig op dat hij iets in zich heeft dat 'de moeite waard is om...', dat vraagt dat er rekening mee wordt gehouden. In zekere zin stelt hij tegenover het bevel dat hem onderdrukt een soort recht om niet méér te worden onderdrukt dan hij kan toelaten.

Tegelijk met de weerzin ten aanzien van de indringer schuilt er in elke opstand een volledige, ogenblikkelijke instemming van de mens met een bepaald deel van zichzelf. Hij laat dus impliciet een waardeoordeel meespelen, en hecht daar zoveel belang aan dat hij er te midden van gevaren in volhardt. Tot dusver zweeg hij tenminste, overgeleverd aan de wanhoop waarin een bestaan wordt geaccepteerd, ook al wordt het onrechtvaardig gevonden. Zwijgen betekent de ander in de waan laten dat je niets vindt en verlangt, en in bepaalde gevallen betekent het dat je inderdaad niets verlangt. In wanhoop vind en verlang je net als in het absurde alles in het algemeen en niets in het bijzonder. Zwijgzaamheid is daar een goede uitdrukking van. Maar zodra de mens spreekt, zelfs als hij nee zegt, verlangt en oordeelt hij. Een opstandige neemt letterlijk een andere houding aan. Hij ging gebogen onder de zweep van de meester. Nu heft hij het hoofd en staat hij op. Hij stelt wat hij wil tegenover wat hij niet wil. Niet elke waarde leidt tot een opstand, maar elke opstandige impuls beroept zich stilzwijgend op een waarde. Maar gaat het wel om een waarde?

Hoe vaag ook, uit de opstandige impuls komt een bewustwording voort: het plotseling doorbrekende inzicht dat er in de mens iets is waarmee de mens zich kan vereenzelvigen, al is het misschien tijdelijk. Die vereenzelviging was tot nu toe niet echt gevoeld. Voorafgaand aan de verzetsimpuls onderging de slaaf lijdzaam ieder machtsmisbruik. Vaak had hij zelfs zonder te reageren bevelen gekregen die schandelijker waren dan het bevel waardoor zijn weigering is ontketend. Hij onderging ze geduldig en verwierp ze inwendig misschien wel, maar hij zweeg, dus blijkbaar was hij toch bezorgder om zijn directe belangen dan zich bewust van zijn recht. Met het verlies van zijn geduld, met het ongeduld, begint daarentegen een impuls die zich kan uitbreiden tot alles wat voorheen geaccepteerd werd. Die bezieling werkt bijna altijd met terugwerkende kracht. Zodra de slaaf het vernederende bevel van zijn meerdere verwerpt, verwerpt hij tegelijkertijd de slavenstatus zelf.

De opstandige impuls voert hem verder dan een eenvoudige weigering. Hij overschrijdt zelfs de grens die hij zijn tegenstander stelde, door nu te eisen dat hij als gelijke wordt behandeld. Wat eerst eigenzinnig verzet van een mens was, wordt de mens in zijn geheel die zich met zijn verzet vereenzelvigt en er volledig in opgaat. Dat deel van hemzelf waarvan hij wilde dat het gerespecteerd werd, stelt hij nu boven de rest en hij verkondigt dat het waardevoller is dan alles, zelfs dan het leven. Het wordt voor hem het hoogste goed. Terwijl hij zich voorheen had neergelegd bij een compromis, werpt de slaaf zich plotseling ('als het er zo voorstaat...') in het Alles of Niets. Het bewustzijn verschijnt met de opstand.

Maar we zien dat het tegelijkertijd bewustzijn is van een 'alles' dat nog vrij duister is, en een 'niets' dat de mogelijkheid aankondigt de mens aan dat alles op te offeren. De opstandige wil alles zijn, zich volledig identificeren met dat goede waarvan hij zich plotseling bewust is geworden en dat hij in zijn persoon herkend en erkend wil zien - of niets zijn, dat wil zeggen zich definitief vernederd weten door de kracht die hem overheerst. In het uiterste geval aanvaardt hij de laatste ondergang, de dood, als hij het moet stellen zonder die exclusieve bevestiging die hij bijvoorbeeld zijn vrijheid zal noemen. Het is beter rechtop te sterven dan op je knieën te leven.'

Een waarde vertegenwoordigt volgens de kenners 'meestal een overgang van feit naar recht, van het gewenste naar het wenselijke (gewoonlijk via de tussenstap van het algemeen gewenste), aldus Lalande in zijn Vocabulaire philosophique. Zoals we hebben gezien is de overgang naar het recht duidelijk aanwezig in de opstand. Dat geldt ook voor de overgang van 'het zou eigenlijk zo moeten zijn' naar 'ik wil dat het zo is'. Maar misschien geldt het nog meer voor het besef dat het individu wordt overstegen in een voortaan algemeen goed. Het plotselinge opduiken van het Alles of Niets toont aan dat de opstand, in tegenstelling tot wat gewoonlijk gedacht wordt, en hoewel hij ontstaat in het meest individuele van de mens, juist het begrip individu aan de kaak stelt. Als het individu namelijk bereid is te sterven, en het sterft toevallig, in de loop van zijn opstand, dan laat het daarmee zien dat het zich opoffert ten gunste van een goed dat naar zijn mening belangrijker is dan zijn eigen lot. Het verkiest de kans op de dood boven de ontkenning van het recht dat het verdedigt, omdat het dat recht boven zichzelf plaatst. Het handelt dus in naam van een waarde, die nog vaag is, maar waarvan het in elk geval het gevoel heeft dat het die met alle mensen deelt. We zien dat de bevestiging die in elke opstandige daad besloten ligt, zich uitstrekt tot iets wat het individu overstijgt, voor zover ze hem uit zijn veronderstelde eenzaamheid haalt en hem een reden tot handelen verschaft. Maar het is van belang alvast op te merken dat de waarde die aan elke handeling voorafgaat de zuiver historistische filosofieën weerspreekt, waarin een waarde wordt veroverd (als ze wordt veroverd) na afloop van de handeling. De analyse van de opstand leidt in elk geval tot de veronderstelling dat er een menselijke natuur bestaat, zoals de Grieken dachten en in strijd met de postulaten van het hedendaagse denken. Waarom zou je in opstand komen als er in jezelf niets blijvende te beschermen valt? De slaaf verheft zich voor ieder bestaan tegelijkertijd, wanneer hij vindt dat er door een bepaald bevel iets in hem wordt ontkend wat niet alleen aan hem toebehoort, maar wat een algemeen kenmerk is dat alle mensen, zelfs degene die hem beledigt en onderdrukt, gemeenschappelijk hebben.

Deze redenering kan door twee opmerkingen worden onderbouwd. Ten eerste zien we dat de opstandige impuls in wezen geen egoïstische impuls is. Ongetwijfeld kan hij egoïstische beweegredenen hebben. Maar je komt net zo goed in opstand tegen een leugen als tegen onderdrukking. Op grond van die beweegredenen, en in zijn diepste bezieling, houdt de opstandige bovendien niets voor zichzelf achter, omdat hij alles op het spel zet. Hij eist ongetwijfeld respect voor zichzelf, maar alleen voor zover hij zich vereenzelvigt met een natuurlijke gemeenschap.

Laten we ten tweede opmerken dat een opstand niet alleen en noodzakelijkerwijs bij een onderdrukte ontstaat, maar ook kan ontstaan als we onderdrukking zien waarvan een ander slachtoffer is. In dat geval is er dus identificatie met het andere individu. En daarbij moet worden benadrukt dat het niet om psychologische identificatie gaat, een kunstgreep waardoor het individu in zijn verbeelding zou voelen dat de belediging tegen hem is gericht. Integendeel, het kan voorkomen dat we het niet kunnen aanzien dat anderen beledigingen moeten verduren die wijzelf zonder verzet hebben ondergaan. De Russische terroristen die in het strafkamp uit protest zelfmoord pleegden omdat hun kameraden met de zweep kregen, zijn een voorbeeld van een dergelijke grootse impuls. Ook gaat het niet om een gevoel van gemeenschappelijk belang. Onrecht dat wordt aangedaan aan mensen die we als tegenstanders beschouwen, kunnen we namelijk ook schandelijk vinden. Het gaat alleen om identificatie van lotsbestemmingen en een stellingname.

Recensie

door Tsenne Kikke
Dit is de vierde druk van het in 1951 uitgegeven werk. Albert Camus (1913 - 1960) wordt over het algemeen gezien als de grondlegger van het absurdisme, een filosofie die gerelateerd is aan het existentialisme. Volgens het absurdisme zijn mensen fundamenteel irrationeel en is het menselijk lijden het resultaat van vergeefse pogingen door individuen om rede of betekenis in een redeloos en zwijgend universum te vinden.

In de Tweede Wereldoorlog was Albert Camus bij het Franse verzet betrokken en kwam hij in contact met communisten. In het naoorlogse Frankrijk bleek het bijkans onmogelijk om je op artistiek of intellectueel terrein te manifesteren zonder er op z'n minst communistische sympathieën op na te houden. Aanvankelijk vond Camus het communisme maar zo zo, maar al gauw veranderde dat in grondige afkeer. In kleine kring had hij zich al meermaals negatief uitgelaten over het na rotting stinkende kadaver van het Sovjet communisme, maar het werd tijd om de stoute schoenen aan te trekken en van die weerzin in boekvorm te getuigen. Dat boek kwam er uiteindelijk na vier jaar voorbereidende studie in 1951: 'l'Homme révolté', of wel 'De mens in opstand'. Geen roman, maar een lang uitgewerkt essay. Camus zelf beschouwde het evenwel als zijn belangrijkste boek. Het werd al snel in het Nederlands vertaald, echter niet in zijn geheel. De eerste integrale vertaling ervan verscheen pas in 2004. En nu, in 2010, is daarvan een goedkopere herdruk op de markt.

'De Mens in Opstand', een aanklacht tegen de catastrofale gevolgen van eender welke revolutie, is ietwat moeilijk geschreven en soms even ietwat abstract. In elk geval abstracter dan zijn 'De mythe van Sisyphus'. Volgens Camus revolteert de niet-nihilistische mens wanneer hij geconfronteerd wordt met onrecht, en wil desnoods zijn leven geven om dat onrecht te bekampen. Op zulke momenten voelt hij zich het meest verbonden met zijn medemens. Maar, wanneer de opstand een doel op zich wordt, ontaardt die in de revolutie: een onbegrensde jacht op macht, die eindigt in het massagraf. Camus pleit daarom voor matigheid, menselijkheid en eerlijkheid: niet bepaald swingende concepten - en misschien juist daarom blijft 'De Mens in Opstand' een sterk, moedig en hoopgevend boek, ook in het Westen van na de Muur.

Bovendien schrijft Camus vlijmscherp over het definitieve moment van de dood, waarin 'alles wordt voltooid. De wijze 'levensles' die erin te leren valt is deze: dood de ander niet. Maar mocht je tóch de grens van moord ooit overschrijden, wees dan zo genereus om daarna zelfmoord te plegen. Vuile handen van de moordenaar kunnen enkel schoongewassen worden in de zelfdoding.

Camus voorvoelde evenwel dat het hem vriendschappen zou gaan kosten. 'Laten we elkaar maar een hand geven. Want over een paar dagen zullen er niet veel mensen meer zijn die nog bereid zijn dat te doen', sprak Camus enige dagen voor dat het boek het levenslicht zou zien tegen zijn vriend en biograaf Jean-Claude Brisville.

'De Mens in Opstand' betekende tevens de breuk met kompaan en über-existentialist Jean-Paul Sartre: in een tijd waarin het stalinisme veroordelen gelijkstond met het Amerikaanse imperialisme verdedigen, werd Camus' scherpe kritiek op de Sovjet-Unie op hoon en venijn onthaald. Sartre beschuldigde de latere Nobelprijswinnaar van 'filosofische incompetentie', Camus sloeg terug met een sneer over 'critici die ooit alleen hun stoel in de richting van de geschiedenis hebben verplaatst'. Het zou tussen hen beide nooit meer goed komen.

Vijftig jaar geleden was een middagje samen Sartre en Camus lezen een prima excuus voor pauwgedrag. Wij mogen weleens fantaseren hoe wij in die jaren, in één of ander morsig café op de Rive Gauche, door 'L'Homme Révolté' zouden hebben gebladerd, de zwarte rolkraag in de weelderige schoot van een medestudente gedrapeerd.

Een halve eeuw later leest Camus' in 1951 uitgegeven en nu integraal vertaalde 'De Mens in Opstand' (De Prom) als een cultuurschok. Terwijl de televisie vandaag laat weten dat vier op de tien Britten nog nooit van concentratiekampen hebben gehoord, was Camus in dit lange, geduldige maar scherp geformuleerde essay de wereldbrand nog volop aan het blussen. Hij zwaait (helaas zonder veel uitleg) met inmiddels vergeten communisten en obscure wapenfeiten uit de Franse en de Russische Revolutie. Dat de wereld en haar helden ondertussen van aangezicht veranderd zijn, is een understatement.

Wie Camus alleen kent van 'De Vreemdeling' zal verrast zijn: 'De Mens in Opstand', een aanklacht tegen de catastrofale gevolgen van élke revolutie, is veel minder zwaarmoedig, maar tegelijk ook moeilijker en abstracter.

Camus overleed op 46-jarige leeftijd toen hij begin 1960 terugkwam van een bezoek aan Parijs. De auto, bestuurd door zijn vriend Michel Gallimard verongelukte, waarbij beide inzittenden om het leven kwamen.

Koop dit boek bij


Bestellen
Adverteren
Zoek&Vind
Meer
Spiritualia
Contact
Copyright © 2008-2024 Spiritualia. Alle rechten voorbehouden. | Privacy Statement | Gedragscode | Algemene Voorwaarden | Auteursrecht