ProfielWie ben ikMijn interessesMijn poëzieBerichtenVriendenBeheer

Wunengzi - Nietskunner

Jan De Meyer

Wunengzi - Nietskunner Type: Hardcover
Uitgever: Augustus
Gewicht: 330 gram
Aantal Pagina's: 159
ISBN: 90-457-0449-8
ISBN-13: 978-90-457-0449-4
Categorie: Boeddhisme
Richtprijs: € 19,95

Korte Inhoud


Hoe te leven zonder te lijden in tijden van oorlog en chaos? Het is een van de hoofdvragen waarop Wunengzi een antwoord geeft. Wunengzi of Nietskunner is een fascinerende Chinese filosofische tekst in de traditie van het taoïsme. Hij werd geschreven tijdens een buitengewoon tijdsgewricht: dat van de stervende Tang-dynastie (618-907), die na bijna drie eeuwen van ongekende bloei ten onder ging in een orgie van geweld.

In het Westen heeft vooral de anarchistische ondertoon van het boek de aandacht getrokken, want Nietskunner is niet mals voor machthebbers en schopt tegen de fundamenten van de Chinese cultuur en samenleving. Maar uiteindelijk is het doel de terugkeer naar een natuurlijke levenshouding, bevrijd van de terreur van berekening en begeerte, bevrijd van alle conventies, zelfs die van de taal.

Van Wunengzi werd nooit eerder een integrale vertaling gepubliceerd, in welke westerse taal dan ook. Nietskunner is niet alleen een verrijking van onze kennis van de taoïstische literatuur, maar ook een internationale primeur.

Uittreksel


Blz. 69: Geen zorgen

Kijk, wat de mensen het meeste verafschuwen is de dood. Het lichaam beweegt dan niet meer en ligt op zijn rug. Nu, mochten het lichaam, het bloed, het vlees, de oren en de ogen niet leeg en dus niet bezielbaar zijn, dan zouden ze niet de instrumenten van het leven zijn. We hoeven dan ook niet te wachten tot iemand niet meer beweegt en op zijn rug ligt om hem een dode te noemen: hij die zich daarnet nog voortbewoog was oorspronkelijk al dood! Om zich voort te bewegen vertrouwde hij op wat oorspronkelijk niet dood was; het is niet zo dat hij uit zichzelf in staat was zich voort te bewegen.
Als het lichaam oorspronkelijk iets doods is, dan kan het nu niet meer doodgaan. En als het nu niet kan doodgaan, dan is er helemaal geen dood! De dood is wat de mensen het meeste verafschuwen. Maar als er geen dood meer is om te verafschuwen, wat zou er dan buiten het lichaam nog in staat zijn om mijn volmaakte harmonie te verstoren?

Toelichting

De scheiding tussen een lichaam dat altijd al dood was en altijd dood zal zijn en een levenskracht die altijd leeft heeft verstrekkende gevolgen. Wunengzi gebruikt dit gegeven om de angst voor de dood te neutraliseren, want aangezien je reeds lichamelijk dood bent kun je nu niet meer sterven. De grote zwakheid in Wunengzi's argumentering is natuurlijk dat de mens niet in de eerste plaats angst heeft voor het feit dat zijn lichaam oorspronkelijk niets anders is dan dode materie die bezield of door levenskracht aangedreven dient te worden, maar wel voor het vaak pijnlijke proces waarbij de levenskracht het lichaam verlaat als gevolg van ouderdom of ziekte. Doodgaan schrikt meer af dan dood zijn, behalve voor hen die geloven in een vorm van retributie na de dood - de hel of een slechte hergeboorte.

Zoals commentator Zhang Songhui in zijn Taiwanese Wunengzi¬editie opmerkt, hebben de drie grote Chinese levensbeschouwingen elk hun eigen manier voorgesteld om te sleutelen aan de temporele begrenzing van het aardse leven. In het confucianisme is er de postume onsterfelijkheid als gevolg van je goede daden, je deugdelijke leven, en eventueel je literaire creaties, die in de collectieve herinnering blijven voortleven. In het boeddhisme is er de hoop om als Boeddha of bodhisattva los te komen van de eindeloze reeks hergeboortes die het resultaat zijn van het aanmaken van karma. In het taoïsme is er de onsterfelijkheid, die evolueerde van een fysieke onsterfelijkheid naar een meer spirituele post mortem onsterfelijkheid, waarbij een onsterfelijk embryo waar je je leven lang aan had gewerkt op het ogenblik van de dood van je fysieke lichaam ten hemel kon opstijgen. Tegen de achtergrond van die levensbeschouwelijke mainstream kunnen Zhuangzi en Liezi, waarin wordt gepleit voor de aanvaarding van de dood als onderdeel van een groter natuurlijk proces, en Wunengzi, waarin de dood wordt weggeredeneerd, als buitenbeentjes worden beschouwd. Dat Wunengzi de dood hier wegredeneert is overigens wat verrassend, omdat we op andere plaatsen in zijn boek aanduidingen zullen vinden dat hij zich goed kon vinden ie Zhuangzi's gelijkmoedigheid met betrekking tot de dood.

Wunengzi's slotbeschouwing 'Als er geen dood meer is om te verafschuwen, wat zou er dan buiten het lichaam nog in staat zijn om mijn volmaakte harmonie te verstoren?' bevat overigens een echo van paragraaf 13 van de Daodejing, waar wordt gesteld: 'De reden dat ik rampen ondervind is dat ik een lichaam heb. Indien ik geen lichaam had, wat zou ik dan nog voor rampen ondervinden?'

Recensie

door Tsenne Kikke
Eerste integrale vertaling in het westen van deze Chinese filosofische tekst in de traditie van het taoisme een internationale primeur. De in het tijdperk van de stervende Tang-dynastie (618-907) geschreven tekst is in de taoistische traditie een relatief jong geschrift en verwijst vaker impliciet of expliciet naar oudere taoistische klassieken als de Daodejiong of Zhuangzi. In zijn anarchistische en bij tijden zelfs bitse ondertoon zet het zich fel af tegen de in de confucianistische maatschappij voorgeschreven machthebbers, intellectuelen en wijzen (deel twee is te lezen als een lange uiteenzetting over de gevaren van maatschappelijk engagement). Uiteindelijk is het doel de terugkeer naar een natuurlijke levenshouding zonder berekening/begeerte en alle willekeurige conventies, inclusief taal. De deskundige auteur (vertaler van het klassieke taoistische werk 'Liezi') presenteert in deze verzorgde uitgave een uitgebreide inleiding en begrijpelijke toelichtingen op de niet altijd makkelijk te lezen teksten. Het meest geschikt voor de al met het taoisme bekende lezer. Bevat voetnoten, een bibliografie en register.

- J. Hodenius -

De Meyer opent het boek met een vijftig pagina's tellende inleiding, waarin hij het boek en de schrijver ervan in de geschiedenis van de Tangdynastie (618-907) plaatst. Ook probeert hij te achterhalen waar de onbekende auteur zich bij de keuze van zijn pseudoniem Wunengzi door heeft laten inspireren (in de naam Nietskunner resoneren verschillende Chinese begrippen, legt De Meyer uit) en welke historische persoon er eigenlijk achter schuilgaat. Dit laatste blijft een raadsel, ook al komen er enkele plausibele mogelijkheden langs. In de Chinese klassieke literatuur is dit overigens geen unicum: van talloze andere geschriften is de auteur onbekend en vele boeken zijn ontstaan in een soms eeuwenlang redactieproces waarin diverse auteurs hun stempel op het eindresultaat drukten.
De bevrijding van de geest

Het taoïsme en de bevrijding van de geest luidt de ondertitel van Wunengzi, Nietskunner en daarmee is het belangrijkste begrip dat in het boek ter sprake komt al aangeduid: wuxin, dat letterlijk vertaald 'het niet hebben van hart' of 'het niet hebben van geest' betekent. In ruim twintig hoofdstukken van uiteenlopende lengte, verdeeld over drie 'boeken', werkt Wunengzi dit centrale concept uit, niet op een systematische, theoretische manier, maar in de vorm van dialogen, verhalen, en anekdotes. Het is moeilijk wuxin in enkele woorden samen te vatten. Wunengzi schrijft over een natuurlijke levenshouding, het niet bevangen raken door uiterlijkheden (zoals rijkdom, armoede, reputatie), je niet hechten aan materiële zaken, zonder angst in het leven staan en bevrijding uit sociale conventies.

Net als andere taoïsten levert Wunengzi met dit laatste kritiek op het confucianisme - de overheersende ideologie in de geschiedenis van China - met zijn nadruk op vormelijkheid (rituelen) en een onwrikbare inrichting van de maatschappij waarin iedereen zijn voor altijd vastgelegde plaats heeft. Een anarchistische geur is het boek van Wunengzi dan ook niet vreemd, ofschoon Wunengzi allerminst revolutie nastreeft, benadrukt De Meyer in zijn inleiding.

Een telkens terugkerende principiële kwestie in het taoïsme is de vraag of een ware taoïst wel een officieel ambt kan aannemen zonder daaraan zijn vrijheid (van geest), oorspronkelijkheid, zelfstandigheid, enzovoort op te offeren. Legio taoïsten hebben het aanbod van een belangrijk ambt aan het hof van de keizer om die reden afgewezen en gekozen voor een teruggetrokken bestaan als kluizenaar of een eenvoudig leven te midden van het 'gewone' volk.

Maar voor Wunengzi is het antwoord op deze vraag eigenlijk niet zo moeilijk: 'Het uitoefenen van een ambt kan niets aan je gevoelens veranderen, net zomin als het weigeren van een ambt je innerlijke harmonie ten goede kan komen.' Met andere woorden: een ambt is ook maar een uiterlijke zaak, het gaat erom met welke intenties je een ambt uitoefent of je het ambt al dan niet als een last zult ervaren. Verkoop je je ziel of niet, zou je dit in westerse termen kunnen vertalen. De ware taoïst kan alles doen als hij het maar met de juiste intenties doet - zonder bijgedachten, niet voor persoonlijk gewin, maar uit waarachtige interesse voor de zaak.

Die juiste intenties en waarachtige interesse blijken ten slotte zeker bij De Meyer, die zich met zijn vertaling van Wunengzi, Nietskunner uitstekend van zijn taak heeft gekweten.

- Fred Spek -

Uit de inleiding tot de Wunengzi, die zogenaamd door een goede vriend werd geschreven, blijkt dat de meester zijn naam eer aan deed: 'Hij hield ervan om overdag in bed te blijven liggen, zonder te slapen'.

Toch verdoet Meester Nietskunner zijn dagen niet. Want, zo vervolgt de inleiding: 'Liggend beschreef hij dan een vel of twee vel papier. Wanneer hij opstond stopte hij ze aan zijn boezem en liet ze mij niet zien.

Zo vulde hij binnen een maand een paar tientallen vel papier, die hij tot een rol samenbond en in een tas stopte. Het leek erop alsof er een boek tot stand was gekomen.'

Deze ongedwongen, spontane manier waarop Wunengzi zijn meesterwerk schreef, is kenmerkend voor zijn filosofie. In zijn werk staat het taoïstische kernbegrip wuwei centraal, dat letterlijk 'niet doen' betekent. De term is echter misleidend, want wuwei slaat op een manier van handelen zonder winstbejag of ander vooropgezet doel. Op die manier vormt het verhaal over Wunengzi een wijze raad voor auteurs die met een writer's block kampen. In plaats van je op te sluiten in de studeerkamer en wanhopig inspiratie voor een meesterwerk af te dwingen, kun je beter ontspannen in bed gaan liggen. Laat je gedachten rustig zwerven, dan komen de woorden vanzelf.

Wunengzi's boodschap beperkt zich echter niet tot zijn medefilosofen, maar is voor de hele Chinese maatschappij van zijn tijd bestemd. In zijn heldere inleiding legt Jan De Meyer uit dat de filosoof zijn verhalenbundel in een roerige periode schreef, namelijk de nadagen van de Tangdynastie (618-907 n.Chr.). Het Chinese keizerrijk viel in deze tijd ten prooi aan burgeroorlogen. In plaats van orde op zaken te stellen, gaven de gezagsdragers zich over aan machtsmisbruik en corruptie. Kritische geluiden uit het volk werden bloedig onderdrukt, zoals een gruwelijk verhaal bewijst over een rebellenleider die drieduizend mensen de dood injoeg uit woede over een satirisch gedicht. Wunengzi koos er dan ook voor om zoveel mogelijk anoniem te blijven. Behalve zijn pseudoniem is er nauwelijks iets over hem bekend. Hiermee treedt de filosoof in het voetspoor van Laozi (vierde eeuw v.Chr.), de grondlegger van het taoïsme, die zich volgens een oude biografie eveneens 'toelegde op de kunst van het onbekend blijven'.

Ondanks zijn bescheiden levenshouding heeft Wunengzi een hoogst urgente, pacifistische boodschap. De filosoof stelt dat de sociaal-maatschappelijke misère van zijn tijd voortkomt uit egocentrisme en begeerte. Om dit tegen te gaan zouden de mensen zich moeten richten op Tao, het centrale concept van de taoïstische filosofie. Volgens deze wijsbegeerte is het universum voorgekomen uit een hoogste, onkenbaar, onbenoembaar en onuitsprekelijk principe: Tao of 'de Weg'. Laozi beschrijft Tao in de Daodejing dan ook als de moeder van de 'tienduizend dingen', van alles wat er in de wereld bestaat. Behalve de oorsprong van alle dingen, fungeert Tao ook als een vitale kracht die alles onbaatzuchtig tot vervolmaking leidt. Deze weldadige werking van de Weg wordt vergeleken met het water dat alles voedt en zelfs doordringt in plekken die iedereen vermijdt.

De mens heeft de keuze om zich af te stemmen op Tao of om zich er vanaf te wenden. Wie de Weg wil volgen, doet er volgens Wunengzi in ieder geval goed aan om zo min mogelijk te begeren. Het constante verlangen naar meer geld, roem of andere zaken staat de vrijheid van de geest in de weg: 'Met begeerte in je binnenste ben je zelfs als visser, brandhoutsprokkelaar of herder niet vrij van geest. Zonder begeerte in je binnenste ben je wel vrij van geest, ook al zit je in de keizerlijke koets of draag je adellijke gewaden.'

Degene die zich van zijn begeerte ontdoet, verwerft een 'lege geest' (wuxin). Paradoxaal genoeg kan de mens dit niet leren, want ook het verlangen om onthecht te zijn, staat de onthechting in de weg. Daarnaast maakt het niet uit welke positie iemand bekleedt. Voor een werkloze is het even moeilijk om een lege geest te verwerven dan voor iemand met een drukke baan: 'Vrij van geest zijn kun je niet leren. Vrij van geest zijn heeft niets te maken met het al dan niet bekleden van een ambt. Zo in je hart te twijfelen en daar zo diep over na te denken, dat noemen we "een blinde vlak voor een kuil zien en hem aanraden verder te lopen".

Hoewel Wunengzi benadrukt dat de lege geest niet valt aan te leren, geeft hij zo nu en dan wel aanwijzingen voor de juiste levenshouding. Zo stelt hij dat de mens zich zo veel mogelijk moet openstellen voor de situatie waarin hij zich bevindt en van daaruit spontaan moet handelen. Deze vloeiende manier van handelen, het niet-doen of wuwei, komt voort uit de lege geest. Wie zo handelt, krijgt alles voor elkaar: 'Kijk, niet doen betekent dat er niets ongedaan blijft, terwijl wel doen betekent dat er dingen ongedaan blijven.'

Wie het niet-doen beoefent, stelt zichzelf niet op de eerste plaats maar houdt zoveel mogelijk rekening met zijn omgeving. Op die manier volgt hij de onbaatzuchtige werking van Tao. Zo'n mens zal zich dan ook niet overgeven aan blinde machtshonger of proberen om anderen te beschadigen, zoals de machthebbers uit de Tangdynastie. Als iedereen het niet-doen zou betrachten, dan zit niemand elkaar meer in de weg en heerst er overal vrede. Deze boodschap was hoogst actueel in Wunengzi's tijd, maar werd door de machthebbers helaas genegeerd. En wat te denken van onze tijd, met zijn oververhitte economie en mondiale spanningen? Ook huidige politici en kapitalisten kunnen nog wat van Meester Nietskunner leren.

- Michel Dijkstra -

Over de kwaliteit van de vertaling kan ik me natuurlijk niet uitspreken, maar wel oordelen in welke mate de inhoud 'bruikbaar' is op de weg naar zelfkennis. In elk geval richt het boekje zich eerder tot elkeen die interesse stelt in het Taoïsme. En, hier en daar vind men er verhelderende teksten in - waaronder, bijvoorbeeld: 'Antwoord op de vraag van Tong', waarvan men de woorden kan kauwen en herkauwen totdat men er het sap van proeft. Dan pas doorslikken ...
Adverteren
Zoek&Vind
Meer
Spiritualia
Contact
Copyright © 2008-2024 Spiritualia. Alle rechten voorbehouden. | Privacy Statement | Gedragscode | Algemene Voorwaarden | Auteursrecht