ProfielWie ben ikMijn interessesMijn poëzieBerichtenVriendenBeheer

Hoge bomen in Hanoi

Carolijn Visser

Hoge bomen in Hanoi Type: Paperback
Uitgever: Augustus
Gewicht: 310 gram
Aantal Pagina's: 234
ISBN: 90-457-0441-2
ISBN-13: 978-90-457-0441-8
Categorie: Reisverhaal
Richtprijs: € 12,5

Korte Inhoud


Een berooide huisvader die in de oorlog aan de kant van de Amerikanen stond, een zangeres die van Parijs droomt, een Amerikaanse gi, een dissidente schrijver, een romantische dichter die bevriend is met een prinses - dit zijn slechts enkele personen met wie Carolijn Visser op haar reis door Vietnam kennis maakte en bevriende raakte. Zij verbleef enkele maanden in Saigon en Hanoi, maakte uitstapjes naar de bergen en reisde door de Mekongdelta en naar Hué, de traditionele hoofdstad aan de oever van de Parfumrivier.

'Hoge bomen in Hanoi' gaat over het hedendaagse Vietnam, over de steden Saigon en Hanoi die zo totaal verschillend van sfeer zijn, en over Vietnamezen die na de oorlog de brokstukken van hun leven bij elkaar raapten en opnieuw begonnen.

Uittreksel


Blz. 9: Naar de goeroe van mytho

Vredig vaart ons scheepje over een arm van de Mekong, langs een oever die uit niet meer bestaat dan een streep begroeid met scheef gewaaide palmen. Vissersschepen met grote geschilderde ogen op de boeg tuffen voorbij, sampans lijken eeuwig onderweg van de ene naar de andere kant.

Ik zit op de voorplecht en neem alles heel precies in me op. Ik ben sinds een paar dagen in Vietnam en kan nergens anders aan denken dan aan de oorlog. In gedachten zie ik helikopters hangen boven de bomen, gruwelijke films spoken door mijn hoofd.

Hoe kon je toen weten, vraag ik me af, de rivier afkijkend, wie een machinegeweer verborgen hield in zijn schuitje? Wie was doodgewoon onderweg naar de markt en wie werkte voor de Vietcong?

Meneer Hanh, mijn Vietnamese gids, denkt ook aan toen. `De Amerikanen waren bang hier,' zegt hij, terwijl hij een hand door het water laat glijden. 'Heel bang.' Eigenlijk heeft hij het over zichzelf, want meneer Hanh vocht aan de Amerikaanse kant, hij was in dienst van het Zuidvietnamese leger. Sinds 1975 heeft hij daarvoor moeten boeten. Hij zat een paar maanden in een heropvoedingskamp en daarna bleek elke baan voor hem gesloten. Vier dochters werden geboren en de armoede kreeg een steeds steviger greep op het gezin. Meneer Hanh heeft me verteld dat hij en zijn vrouw brood verkochten, maar de klanten hadden geen geld om het te kopen. Daarna stond hij jaren op de markt met varkensvet, bijna een obsceen product in een tijd dat iedereen mager was als een lat.

Maar sinds een paar maanden is het lot hem beter gezind. `Doordat mijn vader moerbeibomen in mijn tuin heeft geplant,' zei hij ernstig. 'Die brengen geluk.' Toen hij mijn verbaasde gezicht zag, riep hij: 'Niet alleen Vietnamezen geloven daarin, ook Chinezen.'

Het moet wel waar zijn, want kort daarna introduceerde een buurman hem bij een van de nieuwe reisbureaus in de stad, daar werd een Engels sprekende gids gevraagd. Sindsdien is meneer Hanh voortdurend op reis en verdient hij tien dollar per dag, een bedrag dat hij daarvoor in een maand nog niet bij elkaar kon schrapen.

Toch spreekt meneer Hanh met grote omzichtigheid over de toekomst. Hij is er voortdurend op voorbereid dat een nieuwe ramp over hem neer kan dalen, want zijn baan is niet officieel. Het reisbureau dat voor hem bemiddelt, doet alles buiten de regels om. Wanneer hij zich onbespied waant, zie ik hem steeds bezorgd fronsen: een koorddanser die met de grootst mogelijke inspanning de zwaartekracht de baas blijft.

Ondanks alle beproevingen die meneer Hanh heeft moeten doorstaan in zijn leven, ziet hij eruit als een keurige, geleerde heer waarvan je meteen zou kunnen geloven dat hij de kost verdient als ambtenaar. Zijn nagels zijn netjes bijgevijld, zijn haar zit achterovergekamd. Daarbovenop heeft hij nu een blauwe pet gezet, tegen de felle zon op het water.

We zijn op weg naar het eiland van de Kokosnootmonnik, volgens meneer Hanh een bezienswaardigheid die al zijn vroegere klanten zeer waardeerden. Omdat ik hem niet wil teleurstellen heb ik ingestemd en meneer Hanh lijkt zich warempel te ontspannen op het water. Als het bootmeisje handig aanmeert bij een steiger, lacht hij vrolijk alsof hij de reis voor zijn plezier maakt.

Aan wal staat een verkreukeld oud mannetje ons handenwrijvend op te wachten. Meneer Hanh en hij kennen elkaar van eerdere bezoeken en de twee mannen zijn op elkaar gesteld geraakt. Vriendelijk worden we aan land geholpen. De oude baas, meneer To, was politieman in de Amerikaanse tijd, legt meneer Hanh uit. Daarom is het hem na de oorlog ook niet zo best vergaan, maar nu leidt hij een rustig leven op dit kleine eiland en verdient hij de kost als gids. `Bienvenue,' kraakt meneer To.

We volgen hem tot hij met brede handgebaren halt houdt tussen een dozijn pilaren waarlangs draken van pleisterwerk naar boven proberen te klimmen. 'Hier stonden de volgelingen van de Kokosnootmonnik, terwijl hijzelf op zijn troon zat, daarboven op die rots, en de menigte toesprak.' De volgelingen baden uren achter elkaar totdat ze in trance raakten. Soms liet de monnik zich met een touw in een grote toren hijsen om bovenin in alle stilte te mediteren. Die toren heette Apollo, ter ere van de eerste landing op de maan in 1969.

Meneer To brengt ons naar een immense landkaart van Vietnam, in cement uitgehakt ligt het langwerpige land aan onze voeten. De Kokosnootmonnik had een droom: hij wilde Noorden Zuid-Vietnam verenigen. In de jaren zestig en zeventig, tijdens het heetst van de oorlog, preekte hij zijn visie en probeerde hooggeplaatste Amerikanen zoals McNamara van zijn ideeën te overtuigen. In de landkaart is zijn droom concreet uitgebeeld: vanuit de steden Saigon en Hanoi verrijzen hoge pilaren die door een brug met elkaar verbonden zijn. Meneer To raadt over de brug lopen ten strengste af, hij staat op instorten.

Ik verbaas me erover dat de Kokosnootmonnik nooit is aangevallen; zijn rijk lag immers midden in de oorlogszone. Van daaruit propageerde hij ontwapening; dat is vragen om problemen.

'Nee, nee,' zegt meneer Hanh. `De Vietcong kon hem goed gebruiken. De monnik was voor ontwapening, zowel in het Noorden als in het Zuiden. Maar in het Noorden had nooit iemand van hem gehoord. Daar werd niets over hem geschreven, nooit over hem gepraat. Dus pleitte hij eigenlijk voor ontwapening van het Zuiden. En daar had de Vietcong natuurlijk niets tegen.' Meneer Hanh en meneer To beginnen ongemakkelijk met hun voeten te schuifelen en doen er nu het zwijgen toe, de Kokosnootmonnik is opeens een gevoelig onderwerp geworden.

`En de Amerikanen dan?' vraag ik, 'die moeten dan toch last van hem hebben gehad?' `Wel,' zegt meneer Hanh, 'hij werd door de Zuidvietnamese regering een paar keer gearresteerd en gevangengezet, maar steeds weer vrijgelaten. De monnik was een idealist, hij was vreedzaam en oprecht, wat konden de Amerikanen tegen hem inbrengen?'

Recensie

door Tsenne Kikke
Carolijn Visser heeft dan wel een journalistieke achtergrond, maar in haar reisboeken gaat ze verder dan de tamelijk neutrale observaties van plaatsen, bewoners en gebruiken, met hier en daar wat citaten, die je in kranten en tijdschriften nogal eens aantreft. Ze probeert, zoals ze zelf schrijft, de ziel van een land te leren kennen. De personen die ze ontmoet zijn levende mensen; ze praat, lacht, drinkt en huilt met hen. Ze laat af en toe iets van zichzelf zien, maar ze laat vooral de mensen aan het woord.

Vietnam heeft nog altijd een lugubere bijklank. Sommige beelden van de Amerikaanse oorlog, zoals de Vietnamezen de oorlog tegen de VS noemen, behoren tot de weinige écht historische beelden, de filmfragmenten die beklijven, zoals het door napalm verbrande meisje, de bommen op Hanoi of de paniektoestanden rond het vertrek van de laatste Amerikanen uit Saigon: kortom beelden à la 'Apocalypse Now'. Maar Vietnam is meer dan drugs, dood, hoeren, napalm, de klanken van 'The Doors' en hedendaagse bootvluchtelingen. Sinds de Vietnamese Perestrojka - 'Doi Moi' - beginnen we daar ook in het Westen achter te komen. Films die in de tijd van het koloniale Frans Indochina spelen, als 'Indochine' en 'The Lover' naar het boek van Marguerite Dumas, belichten een andere periode in de Vietnamese geschiedenis dan 'The Deer hunter.'

Ook 'Hoge Bomen in Hanoi' laat in de eerste plaats iets lezen over het hedendaagse Vietnam. Het land en de mensen zijn echter niet te begrijpen zonder ook in te gaan op de gebeurtenissen tijdens de Amerikaanse oorlog en het communistische bestuur in het Vietnam van 'na de bevrijding'. De recente geschiedenis heeft diepe wonden achtergelaten. Velen ondergingen traumatische oorlogservaringen door de dood van dierbaren, families zijn uiteen gescheurd en wonen verspreid over de hele wereld, anderen hebben haven en goed verloren of zijn als collaborateurs van de Amerikanen gebrandmerkt door het communistische regime en zagen zich geconfronteerd met het verbod een beroep te beoefenen, uitsluiting van hun kinderen van onderwijs, en dergelijke meer.

Deze dramatische en pijnlijke geschiedenis heeft de Vietnamezen echter niet veranderd in een volk vol verbitterde misantropen, zo is de stellige mening van de auteur. Integendeel, in 'Hoge Bomen in Hanoi' schetst ze een volk met een enorme veerkracht; een volk dat het overleven tot ware kunst heeft verheven. De Vietnamezen hebben na de oorlog 'de brokstukken bij elkaar geraapt en zijn opnieuw begonnen.'

De in Saigon woonachtige meneer Trang, een man uit gegoede klasse die veel te vrezen had na de communistische overwinning, is een goed voorbeeld van deze flexibiliteit. Zozeer, dat de auteur constateert: 'Soms lijkt het wel of Vietnamezen negen levens hebben, net als katten.'

De contemporaine geschiedenis zie je ook terug in de verschillen tussen het noorden en het zuiden. In Saigon, dat vanaf de scheiding van het land in 1954 tot de hereniging in 1975, de hoofdstad is geweest van het kapitalistische Zuid-Vietnam loopt de Vietnamese perestrojka veel soepeler dan in het noorden. De Saigonezen zijn losser en internationaler gericht dan de burgers in Hanoi, 's avonds bruist het uitgaansleven er, terwijl het in Hanoi dan stil is op straat.

Achteraf moet je als lezer vaststellen dat ze de ziel van Vietnam niet heeft kunnen ontdekken, wat op zich overigens niets afdoet aan het boek. Afgezien van de vraag of je überhaupt kunt spreken van een generaliserend concept als 'de ziel' van een volk of van een land, was het ook erg onwaarschijnlijk dat de auteur in haar 'missie' had kunnen slagen. De mensen die Carolijn Visser aanspreekt, komen veelal uit gegoede en/of intellectuele milieus. Ze ontmoet ondernemende jongeren, journalisten, schrijvers, et cetera, van wie de meesten uitstekend Frans en/of Engels spreken. Het gewone volk, zeker die van op het platteland, kan enkel benaderd worden met een gids/tolk en met een politievergunning in de binnenzak. Een dwarsdoorsnede van de Vietnamese bevolking komt in 'Hoge Bomen in Hanoi' dan ook niet aan het woord.

Een ander bezwaar is dat die andere recente oorlog - de invasie in Vietnam in 1979 en daarmee samenhangend een grensoorlog met China - in het hele boek niet voorkomt. In een oorlogsmoe land als het pas verenigde Vietnam, moet een dergelijke situatie toch grote invloed hebben gehad op de gemoedsrust van de mensen. Verder staat de auteur op momenten toch wel iets te veel in tussen de lezer en de Vietnamezen die ze aan het woord laat.

Dat de auteur een licht hypochondrische aanleg heeft, of dat ze - enigszins naïef - geld en ander waardevolle spullen onbeheerd op haar hotelkamer achterlaat, met alle vervelende gevolgen van dien, zijn passages die detoneren in een boek dat zich verder in een adem laat uitlezen.

Koop dit boek bij


Bestellen
Adverteren
Zoek&Vind
Meer
Spiritualia
Contact
Copyright © 2008-2024 Spiritualia. Alle rechten voorbehouden. | Privacy Statement | Gedragscode | Algemene Voorwaarden | Auteursrecht