ProfielWie ben ikMijn interessesMijn poëzieBerichtenVriendenBeheer

Parijzenaars

Originele titel: Parisians

Graham Robb

Parijzenaars Type: Paperback
Uitgever: Atlas
Gewicht: 740 gram
Aantal Pagina's: 480
ISBN: 90-450-9945-4
ISBN-13: 978-90-450-9945-3
Categorie: Regionale cultuur
Richtprijs: € 29,95

Korte Inhoud


'Parijzenaars' van Graham Robb neemt ons mee van 1750 naar het nieuwe millennium en stelt ons voor aan enkele van de inwoners van de stad, sommigen beroemd, anderen niet - weer anderen berucht. We ontmoeten spionnen, soldaten, geleerden en alchemisten; politiecommissarissen, fotografen en filosofen, overspelige echtgenoten, moordenaars, gevangenen en prostituees. We slaan politieke en seksuele intriges gade en zijn getuige van werkelijke en zogenaamde revoluties, moordaanslagen en executies; we bezoeken ondergrondse gewelven en catacomben, genieten van het uitzicht vanaf de top van de Eiffeltoren, zijn aanwezig bij de opening van de Métro, gaan mee met Hitler op een bliksembezoek aan de Franse hoofdstad - en nog veel meer.

'Parijzenaars' is onderhoudend en leerzaam, geschreven met de aandacht voor detail, en ook voor het ongewone, die we van Graham Robb gewend zijn. Het is een geschiedenis en tegelijk een reisgids, maar ook gedeeltelijk een gedenkschrift en een beetje een detective. Een boek dat je in één ruk uit kunt lezen, waar je je in kunt verliezen, af en toe rustig in kunt bladeren en waar je ook telkens weer naar terug wilt keren - net als naar de stad zelf, eigenlijk.

Uittreksel


Blz. 13: Toen ik in Parijs aankwam, was de Bastille verdwenen. Op de kaart die ik van het toeristenbureau had gekregen stond duidelijk een 'Place de la Bastille' in het oosten van de stad, maar toen ik de Métro uit kwam op het station dat `Bastille' heet, was er niets anders te zien dan een lelijke groene zuil. Zelfs geen spoor van een ruïne was er overgebleven. Op de sokkel van de zuil stond in vuilgouden letters een datum - 'JUILLET 1830'' - en een inscriptie waarin de burgers werden geprezen die gevallen waren bij de verdediging van libertés publiques. De Franse Revolutie, dat wist ik, had plaatsgevonden in 1789. Kennelijk ging dit over een andere revolutie. Maar als de koning en de aristocraten onder de guillotine waren gelegd, wie had dan in 1830 de verdedigers van de vrijheid omgebracht? Het monument bood geen nadere verklaring. Later vertelde een oudere jongen op school me over nog een andere revolutie, die ik met maar zeven jaar gemist had.

Mijn ouders hadden mij voor mijn verjaardag een weekje vakantie in Parijs cadeau gedaan. Daar hoorde een kamer in een hotelletje bij de École Militaire bij, een paar tips voor bezienswaardigheden en goedkope restaurants, een kaartje voor een boottochtje op de Seine en een bon die ik bij de Galeries Lafayette kon inwisselen voor een gratis presentje. Mijn koffer bevatte een voor mijn idee overdreven hoeveelheid kleding, wat noodvoorraad aan etenswaren en een tweedehands exemplaar van de werken van Charles Baudelaire. Dat was mijn gids voor alle geheimen en ondefinieerbare ervaringen die de tijd tussen de beroemde bezienswaardigheden vulden. Ik las de `Tableaux parisiens' en het hoofdstuk over l'Héroïsme de la vie moderne': 'Het leven in Parijs wemelt van de schitterende, poëtische onderwerpen: het wonderbaarlijke omringt ons; we ademen het in als de atmosfeer, maar we zien het niet.' Terwijl ik Baudelaire zat te ontcijferen in een café vlak bij de Tour Saint-Jacques, en de regen de gezichten op straat deed vervagen en de gotische stenen in mistige lucht deed oplossen, was ik ervan overtuigd dat ik het wel kon zien.

Tijdens die week deed ik een aantal andere interessante ontdekkingen. Ik vond het huisje tegenover de Eiffeltoren, aan de overkant van de rivier, waar Balzac zich voor zijn schuldeisers had schuilgehouden om La Comédie Humaine te schrijven. Ik klom omhoog naar de witte koepel van de Sacré-Coeur en vond er een provinciaals dorpje vol vrolijke cafés en kunstenaars die allemaal dezelfde schilderijen wrochtten. Ik liep urenlang door het Louvre waarbij ik vergat te eten en bijna niets onthield. Ik vond middeleeuwse straatjes die geplaveid waren met zand, en bestudeerde graffiti die geschreven leken te zijn door hoogopgeleide mensen met serieuze politieke opinies. Ik liep langs bedelaars zonder ledematen in de Métro en zag, in quartiers die niet in het zakgidsje van Parijs werden genoemd, vrouwen van het slag dat beschreven wordt in `Tableaux parisiens'.

Op de eerste dag, nadat ik had geprobeerd de taal te gebruiken waarvan ik had begrepen dat het Frans was, kwam ik tot de conclusie dat je Parijs het best kon ervaren in een toestand van zwijgende bespiegeling. Het bleek mogelijk te zijn om in een halve dag van de ene kant van de stad naar de andere te lopen, en dat deed ik verscheidene malen, totdat ik mijn dagen begon te plannen door nummers op de busroutekaart aan te kruisen. Aan het eind van de week waren de nummers 27, 38 en 92, en de meeste andere routes waarop bussen reden met open achterbalkons, oude bekenden van me geworden. Ik bewaarde de boottocht tot de laatste dag en sliep er toen gedeeltelijk doorheen. Toen ik op Les Invalides in de luchthavenbus stapte met een uitpuilende koffer vol tweedehands boeken, sommige naar ik meende kostbare schatten, had ik zoveel bezienswaardigheden gezien dat ik me maar een klein beetje schuldig voelde dat ik mijn gratis presentje bij de Galeries Lafayette had laten liggen.

Een van de belangrijkste ontdekkingen kwam te laat om van nut te zijn. In het vliegtuig naar huis in Birmingham begon een Amerikaanse heer iets waarvan hij gehoopt moet hebben dat het een gesprek zou worden. Hij vroeg of ik wat gezien had dat het Quartier Latin heette. Ik zei van niet (al merkte ik later dat het wel zo was). 'Nou,' zei hij, 'dan moet je terug! Als je het Quartier Latin niet gezien hebt, heb je Parijs niet gezien.'

Het jaar daarop kwam ik terug met genoeg geld voor twee weken en was ik vastbesloten een baantje te vinden, wat lukte, na drie weken, en vervolgens bleef ik een halfjaar. Later leerde ik Parijs zo goed kennen dat ik besefte dat ik het nooit echt zou leren kennen. De aanblik van een zware porte cochère die een binnenplaats afsloot scheen een typisch Parijs beeld te zijn. Ik had wat Parijse vrienden opgedaan, van wie de meesten niet in Parijs waren geboren, maar die zichzelf trots als Parijzenaars beschouwden. Ze lieten me plaatsen zien die ik zelf nooit meer terug kon vinden en hadden een zekere Parijse art de vivre gemeen: vastzitten in verkeersopstoppingen als een vorm van flánerie, illegaal parkeren als een uiting van persoonlijke vrijheid, genieten van etalages kijken alsof de straten een openbaar museum waren. Van hen leerde ik de verraderlijke etiquette van de geveinsde ruzie met kelners en de bravoure van het staren naar mooie onbekenden. Als student las ik romans en geschiedenisboeken, en probeerde ik de informatie eruit met de zichtbare feiten te rijmen. Ik leerde de ene revolutie van de volgende te onderscheiden. Uiteindelijk was ik in staat de zuil op de Place de la Bastille te verklaren en kon ik zelfs wat van de op de muren gekladde politieke leuzen begrijpen. Maar er was altijd iets logs en ongerijmde aan die bewust verworven kennis. Het was de bagage van een historisch geïnteresseerde toerist. Ik las alle zevenduizend lemma's in de Dictionnaire historique des rues de Paris van Jacques Hillairet, en bekeek alle foto's, maar in de openlucht van Parijs was het felst verlichte monument nog steeds op vele niveaus een labyrint. Zelfs toen mijn Frans goed genoeg was om mensen te kunnen afluisteren, werd ik er door de menigten op de boulevards en de gezichten achter de ramen aan herinnerd dat een steeds veranderende metropool met een miljoenenbevolking nooit geheel en al door een enkel individu bevat kan worden.

De avonturen die hier volgen zijn geschreven als een geschiedenis van Parijs, verteld door vele verschillende stemmen. Het boek begint bij het uitbreken van de Franse Revolutie en eindigt een paar maanden geleden. Er zijn ook een paar uitstapjes naar het middeleeuwse en prehistorische verleden. Het volgt de groei van de stad van het eiland in de Seine waarop de stam der Parisii huisde tot aan de uitdijende voorsteden die tegenwoordig meer angst inboezemen dan toen daar bandieten en wolven rondslopen.

Het idee was om er een soort miniversie van de Menselijke Komedie van Parijs van te maken, waarin de geschiedenis van de stad verlucht zou worden met echte ervaringen van haar inwoners. Elk verhaal is waar gebeurd, en elk verhaal staat op zich, maar er zijn ook verbanden en kruispunten, zowel letterlijk als mysterieus, die dienen als oriëntatiepunten in tijd en ruimte. Bepaalde districten en gebouwen verschijnen in verschillende perioden opnieuw ten tonele, gezien door andere ogen, getransformeerd door gebeurtenissen, obsessies, visionaire geesten, architecten en het verstrijken van de tijd.

Recensie

door Tsenne Kikke
Een zeer vermakelijke geschiedenis van Parijs. Gefictionaliseerde ooggetuigenverslagen? In ieder geval laat de schrijver Graham Robb Parijs zien door de ogen van Parijzenaars, ook al is dat een ruim begrip, want wanneer mag je je Parijzenaar noemen? De mensen die er wonen, beleven de stad elk op hun eigen wijze; zo is het boek ook opgebouwd.

Een minister die schrikt van de hoogte van een nieuw gebouw en later, als hij president is, een maximum aan hoogbouw stelt (25 meter binnen de periférique). Het script van een film met Juliette Greco vormt een ander hoofdstuk. In de inleiding geeft Robb aan dat de verhalen die hij vertelt, beginnen bij het uitbreken van de Franse Revolutie en een paar maanden voor het verschijnen van het boek eindigen, met een paar uitstapjes naar de prehistorie. Het is daarmee geen geschiedenis in de enge zin van het woord, daar zijn er al genoeg van. Een boek dat een andere kijk geeft op het al zo vaak beschreven Parijs. Spannend, zeer goed leesbaar, en zeer de moeite waard, ook voor mensen die denken de stad door en door te kennen. Met twee katernen illustraties en register.

- Arjen van Meijgaard -

Tijdens zijn eerste bezoek aan Parijs, een weektrip geschonken door zijn ouders, ontdekte Graham Robb dat de Bastille was verdwenen. Een doctorsgraad in Franse literatuur, vele succesvolle boeken over Frankrijk en de Fransen en talloze bezoeken aan de lichtstad later raakt hij nog steeds met veel plezier in Parijs de weg kwijt.

Eenmaal begonnen aan 'Parijzenaars', heeft de lezer geen andere keus dan Robb in zijn dwaaltochten door de Franse hoofdstad te volgen. Op meeslepende wijze legt hij de Parijse geschiedenis sinds de Franse Revolutie tot aan de onlusten in de banlieues bloot. In een twintigtal karakterschetsen van al dan niet beroemde Parijzenaars, belicht Robb zowel het alledaagse leven in Parijs als een select aantal historische gebeurtenissen. Zoals de werkelijke moordaanslag op De Gaulle, of de in scène gezette aanslag op Mitterand. De selectie is noodzakelijkerwijs beperkt, maar desondanks een verfrissende demonstratie van de stelling dat in Parijs iedere straatsteen een eigen, opwindende geschiedenis kent.

In veel opzichten lijkt Parijzenaars op het hoofdstuk over de fotograaf Marville. In een discussie van een serie foto's genomen tussen 1865 en 1967 van de Place Saint-André-des-Arts vestigt hij de aandacht op dit kleine stuk Parijs als 'een echte buurt, waar gewoonten en ambities rauwe schuurplekken en scheuren hebben achtergelaten'.

Het plein werd gefrequenteerd door zulke uiteenlopende figuren als Baudelaire, Maigret en Jack Kerouac, maar Robb heeft meer oog voor de toevallige voorbijgangers dan voor de roemrijke literatoren, politici, spionnen en andere beroemdheden die de stad heeft voortgebracht. En meer nog dan op deze al dan niet beruchte Parijzenaars vestigt hij de aandacht op de boulevards, monumenten, steegjes en gewelven die het toneel vormen van de in totaal twintig snapshotgeschiedenissen die tezamen Parijzenaars vormen.

Robb schetst het beeld van een stad waarin zelfs de meest doorgewinterde stedeling onherroepelijk zijn weg verliest. Dit was bijvoorbeeld het even hilarische als tragische lot van Marie-Antoinette: haar poging aan de guillotine te ontsnappen, verzandde slechts enkele meters voorbij de uitgang van de Tuilerieën. Maar ook de legendarische politiecommissaris Vidocq, die nochtans zijn als crimineel opgedane expertise in de misdaad te danken had aan zijn topografische kennis van de ruigste buurten in de stad, verdween uiteindelijk in het doolhof om slechts als inspiratie voor Simenons Maigret terug te keren.

Robb omschrijft zijn boek zelf als 'een soort miniversie van de Menselijke Komedie van Parijs', waarin hij verschillende perspectieven hanteert om het bijzondere en ongewone van de Parijse historie te belichten. Zijn vertelkunst is meesterlijk: ieder perspectief combineert hij met een bijpassend genre en schrijfstijl. Parijzenaars leest afwisselend als satire, detective, sociologische verhandeling en filmscript. Puriteinse historici zullen wellicht argwanend of met een opgeheven vinger wijzen naar de steeds vager wordende grens tussen fictie en non-fictie.

Maar hoewel Robbs visie op de lichtstad absoluut subjectief en suggestief is, ontbreekt het in zijn boek niet aan diepgravend en nauwkeurig historisch onderzoek. Hij is daarbij bovendien bijzonder openhartig over het feit dat het 'vrijwel onmogelijk is de juistheid van deze en andere verhalen te scheiden van de massa's geruchten en onjuiste inlichtingen die de ronde deden'. Parijzenaars is dan ook meer dan een reeks grappige, ontroerende en spannende verhalen. Het is ook een experiment in geschiedschrijving.

Wie 'Parijzenaars' puur wil lezen voor zijn amusementswaarde moet dat vooral doen. Er valt meer dan genoeg te beleven. Wie daarnaast ook iets over de geschiedenis van Parijs wil leren kan er een belangrijkere les vinden dan de zoveelste analyse van de Franse Revolutie. De inherente onzekerheden en onvolledigheden van de Parijse historie zullen nooit volledig ontsloten worden. En dat is eigenlijk wel zo prettig.

- Lydia Langerwerf -
Adverteren
Zoek&Vind
Meer
Spiritualia
Contact
Copyright © 2008-2024 Spiritualia. Alle rechten voorbehouden. | Privacy Statement | Gedragscode | Algemene Voorwaarden | Auteursrecht