ProfielWie ben ikMijn interessesMijn poëzieBerichtenVriendenBeheer

Goethe en Schiller

Originele titel: Goethe & Schiller

Rüdiger Safranski

Goethe en Schiller Type: Hardcover
Uitgever: Atlas
Gewicht: 525 gram
Aantal Pagina's: 352
ISBN: 90-450-1677-X
ISBN-13: 978-90-450-1677-1
Categorie: Biografie
Richtprijs: € 34,95

Korte Inhoud


Goethe en Schiller zeiden het beiden van elkaar: dat ze de andere de belangrijkste persoon in zijn leven was geweest. De uitersten raakten elkaar: intuïtie en gevoel bij Goethe, intellect en wilskracht bij Schiller. Hun vriendschap, met al haar conflicten en spanningen, heeft ze allebei tot topprestaties aangespoord: Schiller schreef zijn klassieke drama¿s en kreeg ze, met de hulp van Goethe, daadwerkelijk opgevoerd; Goethe beleefde dankzij Schiller een tweede creatieve jeugd.

Uittreksel


Blz. 9: Woord vooraf

Vriendschap in eminente zin komt zelden voor. Van Aristoteles is een uitspraak overgeleverd die luidt: 'Beste vrienden, er is geen vriend!' Kant, die zich op Aristoteles beroept, merkt op: vriendschap in 'zuivere' en 'volmaakte' vorm zou niets dan een 'stokpaardje van romanschrijvers' zijn. Echte vriendschap is in elk geval zeldzamer dan het inflatoire woordgebruik doet vermoeden. Goethe en Schiller hebben hun vriendschap als iets zeldzaams en wonderbaarlijks beschouwd, als een geluk, als een geschenk. Wat hun hier gelukt ofvergund was, kwam hun ongelooflijk voor, en ze konden zich er dankbaar over verbazen. In een terugblik noemde Goethe hun vriendschap een 'gelukkige gebeurtenis'. En dat blijft het ook voor ons vandaag de dag nog, want je zult in de geschiedenis van de geest lang moeten zoeken om iets vergelijkbaars te vinden - twee eersterangs scheppende geesten die hun tegenstellingen overwinnen en samen optrekken om elkaar wederzijds te stimuleren en zelfs gezamenlijk werk te maken.

Hun vriendschap kreeg in die tijd al het aureool van een heldenlegende. Men verhief de twee vrienden tot koningen der dichters op de literaire Olympus en noemde hen de `Dioscuren'. Ook afgunst en weerzin staken de kop op. Als het niet lukte hun iets aan te wijven, wilde men op zijn minst de een tegen de ander uitspelen en een hiërarchie tussen hen vaststellen. Wie is belangijker, ofworden beiden misschien overschat? Officieel werden ze al snel als marmeren klassieken bewonderd, maar in elke generatie stak opnieuw rebellie de kop op. Toen Goethe in 1829 zijn briefwisseling met Schiller uitgaf, noemde Grabbe dit een 'verzameling biljetachtige futiliteiten' en Ludwig Börne schreef: 'Dat onze twee grootste geesten binnenshuis [...] zo weinig voorstellen [...] is een wonder, [...] een metamorfose van goud in lood.'

Goethe en Schiller waren erop voorbereid dat men hen beu zou kunnen worden en oefenden zich bijtijds in de kunst van de publieksbeschimping. Ze zagen hun vriendschapsband ook als een bolwerk van waaruit ze welgemoed hun bliksems slingerden om de eigentijdse literaire wereld te treffen.

Voordat ze vrienden werden, waren Goethe en Schiller concurrenten. Goethe voelde zich door de roem van Schiller, die jonger was dan hij, in het nauw gedreven. Schiller was voor hem aanvankelijk niets dan een onaangename herinnering aan zijn eigen, inmiddels overwonnen Sturm und Drang-periode. En Schiller zag in Goethe een 'trotse preutse dame, bij wie je een kind moet maken om haar tegenover de wereld deemoed bij te brengen'. Er moest het een en ander gebeuren voordat Schiller aan Goethe kon schrijven: 'Hoe sterk heb ik ervaren [...] dat er tegenover het voortreffelijke geen andere vrijheid bestaat dan de liefde' en Goethe tegenover Schiller verklaarde: 'U heeft me een tweede jeugd bezorgd en weer een dichter van me gemaakt, wat ik al bijna had opgegeven.'

Over wat hier stap voor stap is gebeurd gaat dit boek. Hoe de jonge Schiller de door hem bewonderde Goethe tijdens een prijsuitreiking op de Karlsschule als gast van de hertog voor het eerst te zien kreeg. Hoe hun levens in de daaropvolgende jaren merkwaardig parallel verliepen: tweemaal moesten ze vluchten en opnieuw beginnen. Schiller vlucht uit Stuttgart en uit de invloedssfeer van de hertog. Goethe vlucht naar Italië. Voor beiden is dat een bevrijding die leidt tot een nieuw kunstenaarschap. Ook tweemaal een nieuwe liefdesband. Schiller en Charlotte, Goethe en Christiane. Goethe wordt verliefd en gaat een verbintenis aan met iemand uit een lager sociaal milieu, Schiller met iemand uit een hoger milieu. Vervolgens de moeizame toenadering. Schiller probeert Goethe omzichtig te naderen, maar die bewaart afstand. In de zomer van 1794 in Jena uiteindelijk de gelukkige gebeurtenis van de geslaagde ontmoeting. Vanaf dat moment begint de briefwisseling, ongetwijfeld het belangrijkste gezamenlijke werk van beiden en de belangrijkste bron voor dit boek. Hun vriendschap zal van 1794 tot aan Schillers dood in mei 1805 duren. De polariteit van tempera¬menten en karaktertrekken leidt bij allebei tot een toename van hun creatieve krachten, bij Goethe vooral in de eerste, bij Schiller in de laatste jaren van hun vriendschap.

Montaigne ziet in een geslaagde vriendschap een proces waarin 'twee zielen met elkaar versmelten'. Maar zo zat de vriendschap tussen Goethe en Schiller niet in elkaar. Zij waren niet één hart en één ziel, en gelukkig streefden ze dat ook niet na. Dat zou bij hun zo verschillende temperamenten onvermijdelijk tot teleurstellingen hebben geleid. Goethe hield zich aan de stelregel die hij in december 1798 in een brief aan August Herder zo formuleerde: 'Als we altijd voldoende voorzichtigheid betrachten en ons met vrienden slechts van één kant inlaten, waar ze echt met ons harmoniëren, en hen voor het overige niet zouden claimen, zouden vriendschappen veel langer duren en minder snel worden verbroken. Maar gewoonlijk zijn we behept met de jeugdzonde, die we zelfs op hoge leeftijd niet afleggen, om van een vriend te eisen als het ware een alter ego voor ons te zijn, zodat hij één geheel met ons vormt, iets waarmee we onszelf dan een tijdlang om de tuin leiden, maar wat niet lang kan duren.'

Goethe had zich met Schiller in eerste instantie inderdaad 'van één kant' ingelaten, en ook Schiller was voorzichtig genoeg om hun band niet te sterk te belasten. Maar wat hen verbond was belangwekkend genoeg. Het was voor hen het belangrijkste: het werk aan hun eigen oeuvre, dat in hun vriendschap een gezamenlijk oeuvre werd. Door de verheugende ervaring dat dit tussen hen zelfs maar mogelijk was, groeide deze vriendschapsband uit tot iets wat ver boven het partiële contact uitreikte. En toch bleef de relatie tot het werk het centrum en de basis: elkaar wederzijds helpen en stimuleren, in een intensieve uitwisseling van gedachten en gevoelens, was het uitgesproken doel van hun vriendschap. 'Genegenheid, ja zelfs liefde helpt allemaal niets voor de vriendschap,' schrijft Goethe, ...

Recensie

door Tsenne Kikke
In 1857 werd in Weimar feestelijk het dubbele standbeeld, das Goethe und Schiller Denkmal, onthuld. De alom gevierde beeldhouwer Ernst Rietschel die al heel wat monumenten op zijn naam had staan, had een deel van zijn onderwerp, Goethe, in diens laatste levensjaren twee keer ontmoet, het andere deel, Schiller, niet meer, die was al in 1805 overleden. Over de gelijkenis van de twee dichters werd van het begin af aan heftig gediscussieerd. Goethe, daar was iedereen het toch wel over eens, was te flatteus weergegeven. In werkelijkheid was hij een stuk dikker en vooral kleiner; en Schiller was misschien wel iets te nobel en te vlammend neergezet, zegt lex ter braak.

Maar Rietschel moet zich bij het afbeelden voor dezelfde problemen gesteld hebben gezien als de middeleeuwse schilders die het leven van Christus verhaalden. Hoe aards mocht Hij zijn, hoeveel zichtbare pijn kon de Zoon van God dragen, hoe gewoon was Zijn Lichaam? Goethe kon niet als een klein vadsig mannetje naast de lange, slanke Schiller afgebeeld worden. In hun bronzen samenzijn moest onmiddellijk duidelijk zijn dat Goethe de grootste dichter van de twee was - op voet van gelijkwaardigheid, dat dan weer wel.

Het en-teken tussen hun namen op het omslag bevestigt het beeld dat de foto oproept: Safranski arceert met tere maar buitengewoon trefzekere lijnen de vormen van een open, gelijkwaardige vriendschap. Deze vriendschap is van het begin af aan onderwerp van gesprek, roddel, achterklap en jaloezie geweest. Beroemde tijdgenoten als Wieland, Schelling, de gebroeders Schlegel dachten er het hunne van en ook later is het een onuitputtelijk onderwerp van velerlei beschouwing geweest. Naast de geschreven getuigenissen en dagboekaantekeningen van de tijdgenoten is de uitvoerige correspondentie tussen Goethe en Schiller zelf de belangrijkste bron. Wie iets van hun vriendschap wil vinden, wat die voor de ontwikkeling van hun beider denken en scheppend vermogen heeft betekend moet daar te rade gaan.

Dat doet Safranski dan ook en het lukt hem op bijna achteloze wijze het persoonlijke belang van die vriendschap voor hen beiden te benoemen. Hij benadert Goethe en Schiller niet als de verkilde legendes op hun sokkel, ontheven aan het leven van alledag, bij Safranski zijn het twee mensen die naar een volwaardig leven streven, die denken op de top van hun kunnen en hypotheses over de dichtkunst, het drama, de geschiedenis en het geloof opstellen en aan elkaar voorleggen, die in die ruimte elkaars eigenaardigheden accepteren en als iets bijkomstigs beschouwen. Het bekende citaat van Aristoteles waarmee Safranski zijn proloog opent, illustreert ook in deze context hoe zeldzaam dat is. Lieve vrienden, zo sprak Aristoteles, er is geen vriend.

Het duurde lang voor Goethe en Schiller werkelijk vrienden werden. Schiller hoopte erop, hij zocht toenadering maar Goethe hield de boot af. Hij was bang voor Schillers romantische vrijheidsdrift, diens wilde en ongeregelde natuur, zoals Goethe dat meende op te maken uit Schillers eerste drama Die Räuber. Maar toen ze elkaar na omtrekkende, door Safranski als bijna spannend beschreven bewegingen eindelijk spraken (hoofdstuk vijf!) was het ijs definitief gebroken. Van de zomer van 1794 tot Schillers dood op 9 mei 1805 spraken en schreven zij elkaar bijna dagelijks. En na Schillers dood doolde zijn geest nog lang in Goethes schrijfkamer. Goethe verzorgde er de uitgave van hun briefwisseling en koesterde er nog een tijd een opgegraven schedel waarvan gedacht werd dat die van Schiller was - naar later bleek een botte illusie.

In het begin was het vooral Goethe die van de vriendschap profiteerde. Hij kon het hofleven op een afstand houden en zich weer dichter voelen. Zijn scheppingsdrang vergrootte zich, hij schreef gedichten, zijn Wilhelm Meister - maar daarna kantelde het. Beiden schreven in creatieve wedijver hun verhalende balladen en al gauw moest Goethe in Schiller zijn meerdere erkennen. Over en weer droegen zij ideeën en motieven aan, scherpten zij hun verschillende wereldbeelden die in laatste instantie weer samenvallen. Als schrijver en publieke persoonlijkheden ijverden zij voor de ontwikkeling van het Duitse drama en de kunstbeoefening. Het nieuwe theater in Weimar waar Schiller uiteindelijk ook ging wonen is daar de uitkomst van. Het was vooral Schiller die daar zijn triomfen vierde.

Net als in zijn 'Schiller oder die Erfindung des Deutschen Idealismus' neemt Safranski de tijd om de inhoud van de stukken na te vertellen, te analyseren en in hun artistieke, filosofische en historische context te plaatsen. Dat tilt zijn geschiedenis van deze roemruchte vriendschap boven het anekdotische uit en geeft het de geestelijke weidsheid die zijn protagonisten behoeven. Dat beide boeken elkaar soms dicht naderen en dat enkele passages de lezer bekend in de oren klinken, is wat mij betreft geen enkel bezwaar. Niet alleen is Safranski's visie te veelzijdig om als herhaling of, erger nog, uitmelking ervaren te worden, het is bovenal een genoegen deze beide grootheden uit de wereldliteratuurgeschiedenis als levende personages opgevoerd te zien - en die voorkennis verhoogt het kijk- en leesplezier.

Met Safranski's Goethe & Schiller is het Doppel Denkmal in Weimar definitief van karakter veranderd. Bij terugblik blijkt Rietschel er de kiem van gelijkheid in gelegd te hebben. Nu, twee eeuwen na hun vriendschap, is de vraag wie de grootste van de twee is van ondergeschikt belang. Belangrijker is wat zij voor elkaar betekenden en op welke manier.

En wie weet moet een klein mens ook wel aan Annie M.G. Schmidts boek Wiplala denken. Deze kabouter betinkelde mensen en dieren waardoor ze versteenden maar ook, zij het soms en onvoorspelbaar, kon hij ze weer onttinkelen. Dat is precies wat Safranski met succes heeft gedaan: hij heeft Goethe en Schiller in hun vriendschap tot leven gewekt.

Lex ter Braak

De vriendschap tussen de grote Duitse literatoren Goethe en Schiller baarde in hun eigen tijd en wereld al opzien. Aanvankelijk leken ze eerder elkaars volkomen tegenstrevers. Schiller bezong de vrijheid en was een aanhanger van de Franse Revolutie die door Goethe werd verafschuwd. Goethe kwam uit een aanzienlijke familie, had een goedbetaalde vorstelijke baan en een uitgebreid netwerk. Schiller moest zich omhoog huwen, moest vluchten voor een hertog en leed aan een ongeneeslijke longziekte. De auteur beschrijft op levendige wijze hoe deze twee mannen elkaars grootheid erkenden en over alle grenzen heenstapten. Hij laat ze zichzelf tekenen door hun eigen uitspraken en brieven. Elk citaat wordt verantwoord in het notenapparaat. Hij gaat daarbij beschrijvingen en oordelen niet uit de weg en verdiept zodoende het inzicht van de lezer zonder schoolmeesterachtig te worden. Men blijft geboeid lezen en voor liefhebbers is het boek een absolute must. Helaas ontbreekt de Nederlandse uitgave uit 2005 van ruim 1000 brieven door Leemhuis in de uitgebreide bibliografie.

- A.P.G. Spamer -

Een indrukwekkend verhaal van twee genieën die in hun periode mekaars gelijken waren, en mekaar bewonderden en beïnvloedden. Goethe en Schiller, want daar gaat het over, hadden voor hun eigen gebied een bijzondere plaats ingenomen, en waren wel degelijk prominente figuren. Doorheen dit boek krijgen we een zeer heldere benadering, sfeervol, en begeesterend beeld van de plaats dat deze mensen hadden in hun eigen wereld, en de manier waarop deze twee mannen met mekaar omgingen. Want net als met twee magneten had je het effect dat naargelang de domeinen en de perioden ze mekaar wisten aan te trekken, maar evengoed wisten af te stoten. Het is een tijdsbeeld en een inleefbaar kader waar je op een sublieme wijze kan reizen door de tijd en door de domeinen van kunst en cultuur, wetenschappelijke kennis en politiek. en dit doorheen de getuigenissen die we kunnen terugvinden in onder meer de briefwisseling die beiden hebben onderhouden. Het is een baksteen, maar dan wel een aangename, een meeslepende.

Koop dit boek bij


Bestellen
Adverteren
Zoek&Vind
Meer
Spiritualia
Contact
Copyright © 2008-2024 Spiritualia. Alle rechten voorbehouden. | Privacy Statement | Gedragscode | Algemene Voorwaarden | Auteursrecht