ProfielWie ben ikMijn interessesMijn poëzieBerichtenVriendenBeheer

Het Joodse lichaam

Originele titel: The Jewish body

Melvin Konner

Het Joodse lichaam Type: Paperback
Uitgever: Atlas
Gewicht: Onbekend
Aantal Pagina's: 172
ISBN: 90-450-1633-8
ISBN-13: 978-90-450-1633-7
Categorie: Moderne Geschiedenis
Richtprijs: € 24,9

Korte Inhoud


Antropoloog Melvin Konner onderzoekt de meest uiteenlopende aspecten van het 'Joodse lichaam': van seks, besnijdenis, menstruatie tot zelfs het veronderstelde en omstreden bestaan van 'Joodse genen'. Maar dit is niet alleen een boek dat het menselijk lichaam onderzoekt door het prisma van de Joodse cultuur. Konner kijkt ook naar ideeën over Joodse fysiologie van niet-Joden en de manier waarop deze visies doorsijpelen in het Joodse gedachtegoed. Hij beschrijft gedetailleerd de oorsprong van de eerste neusoperatie en hij schrijft over de nazi-ideologie die de Joden categoriseerde als een gevaar voor de gezondheid, net als ratten en bacteriën. Het Joodse lichaam, een werk met een groot historisch en filosofisch bereik, geeft een anatomische geschiedenis van het Joodse volk.

Antropoloog Melvin Konner onderzoekt de meest uiteenlopende aspecten van het 'Joodse lichaam': van seks, besnijdenis, menstruatie tot zelfs het veronderstelde en omstreden bestaan van 'Joodse genen'. Maar dit is niet alleen een boek dat het menselijk lichaam onderzoekt door het prisma van de Joodse cultuur. Konner kijkt ook naar ideeën over Joodse fysiologie van niet-Joden en de manier waarop deze visies doorsijpelen in het Joodse gedachtegoed. Hij beschrijft gedetailleerd de oorsprong van de eerste neusoperatie en hij schrijft over de nazi-ideologie die de Joden categoriseerde als een gevaar voor de gezondheid, net als ratten en bacteriën. Het Joodse lichaam, een werk met een groot historisch en filosofisch bereik, geeft een anatomische geschiedenis van het Joodse volk.

Uittreksel


Blz. 14: Proloog

Ik was in de jaren vijftig een min of meer normale puber, iets wat op zich al een grote mate van nieuwsgierigheid naar de menselijke anatomie met zich meebrengt, en vertrouwd als ik was met mijn eigen lichaam, wilde ik graag meer weten van het schone geslacht — of nauwkeuriger gezegd, van het geslacht van het schone geslacht. In de schroomvallige jaren vijftig werden we echter niet bepaald overvoerd met informatie over seksualiteit. Voorlichtingslessen waren er niet, op tv werd niet openlijk over seks gesproken, en rappers die verboden benamingen van geslachtsorganen bezigden bestonden niet, net zomin als films waarin zelfs de wildste fantasieën onverhuld getoond worden. Wij hunkerden niet alleen naar seks, we hunkerden naar elk beetje kennis op dat gebied.

Maar ik was in die bange jaren vijftig geen gewone jongen. Ik was orthodox. Vanaf het moment van mijn eerste uitbarsting van hitsigheid wilde ik onbezoedeld blijven, maar dat lukte me bij lange na niet, en God moest op elk moment van de dag — om niet te spreken van de kwellende nachten — getuige zijn van mijn vuige lusten. Psychologen hebben geconstateerd dat meisjes in de puberteit angstig of zelfs depressief worden bij confrontatie met de lichamelijke veranderingen die ze ondergaan. Zoals echter bij de meeste jongens het geval is, kon ook mij de verlossing van mijn kinderlijke lichaam niet snel genoeg gaan.

Ik was zacht en mollig. 'Een stevige knaap' heette dat toen op de afdeling Jongensbroeken van het warenhuis waar ik gegeneerd door mijn moeder mee naartoe werd genomen. Ik was erg slecht in teamsporten, hoewel ik wel mijn best deed, soms tot afschuw van de aanvoerder van het softbal- of honkbalteam die uiteindelijk met mij werd opgezadeld. Op school en op de jesjieve deed ik het goed, en ook bij de padvinderij, waar ze, zo hoopte ik vurig — ook al was het een Joodse troep, die in het souterrain van de synagoge bij elkaar kwam — mij een beetje zouden harden, zodat ik niet al te zeer achter zou blijven bij het beeld van de ideale Amerikaanse man.

Niet dat er onder de Joodse mannen geen rolmodellen waren. Sommigen waren net terug van de strijd in de Tweede Wereldoorlog. Bij andere, nieuwe Amerikanen, zag je een blauw, getatoeëerd nummer op hun onderarm. Een kleine, stevige, gespierde, knappe man van een jaar of veertig met grijzende krullen — ik zie hem nog voor me, vol zelfvertrouwen met zijn gebedskleed om in het door de glas-in-loodramen gefilterde zonlicht — was naar verluidt drie keer naar de gaskamer gestuurd, waar hij er iedere keer in was geslaagd om in de schaarse ruimte onder de gevallen lichamen adem te blijven halen. Er was ook een vluchteling uit een ander tijdperk, een gedrongen, gebogen lopende, oude man met nog slechts enkele lokken wit haar, die de Russische pogroms rond de eeuwwisseling had overleefd. Hij miste het eerste kootje van zijn rechterwijsvinger — de vinger waarmee je de trekker overhaalt — dat hij opzettelijk had afgehakt om niet opgeroepen te zullen worden in het tsaristische leger, waar destijds een diensttijd van vijfentwintig jaar gold.

Twee ooms van me hadden tijdens de Eerste Wereldoorlog in Frankrijk gevochten. En dan was er nog de neef naar wie ik genoemd ben, een rustige, knappe man zoals hij op de foto staat in de krant van zijn geboorteplaats, gekleed in het kapiteinsuniform van het luchtmachtkorps van het leger en voor het ouder worden behoed door de dood. Hij is door blikseminslag verongelukt als copiloot van een B25-bommenwerper, vlak voordat hij uitgezonden zou worden.

De lichamen van deze en vele andere Joodse mannen fascineerden me; ik wilde dat ik kon zijn zoals zij. In mijn fantasie leidde ik een ontsnapping uit het concentratiekamp of was ik bommenwerperpiloot, zorgde ik voor de overwinning in de oorlog tegen Hitler en maakte ik een einde aan het bestaan van de gaskamers. Maar ik was niet zoals zij. Om te beginnen verstreek mijn puberteit wel erg langzaam. Een van mijn bijnamen bij de padvinderij was `Babyvet', wat overigens nog wel enigszins hoopgevend was, omdat dat bij een normale verdere ontwikkeling wel zou verdwijnen, misschien tegelijk met mijn verlegenheid. De hevigste kwellingen heb ik ondergaan omdat ik in de klas mijn vinger niet op durfde te steken. Het laatste wat ik wilde, was immers de aandacht vestigen op mijn lichaam.

Het grootste deel van mijn jeugd was ik elke dag in de synagoge geweest, maar als tiener werd ik langzamerhand nóg religieuzer. Ik had de moed niet om een keppeltje op te doen als ik naar mijn openbare school ging, maar dat deed ik wel zodra ik thuiskwam. Tot verbazing van mijn ouders schroefde ik op vrijdag vóór zonsondergang het lampje in de koelkast los, zodat mijn vader 's nachts in het donker naar zijn tussendoortjes moest tasten, en na mijn bar mitswa pakte ik thuis elke ochtend mijn gebedsriemen om te davenen. 'Hoe mooi zijn uw tenten, Jakob, hoe mooi uw woningen, Israël!' Ik werd dan onmiddellijk teruggevoerd naar aloude tijden toen God duidelijk en voortdurend aanwezig was onder de Joden, een tijd van helden, van Joodse grandeur. En vervolgens, net ontwaakt uit een diepe slaap die wel wat van de dood had, hief ik het gebed over het lichaam aan: 'Gezegend zijt gij, Heer onze God, Koning van het heelal, die in wijsheid de mens hebt gevormd en in hem vele doorgangen en aderen hebt gemaakt. Het is uw glorierijke troon wel bekend dat, mocht slechts een hiervan niet geopend of gesloten kunnen worden, het onmogelijk zou zijn om te bestaan en voor u te staan. Gezegend zijt gij, God, die alle vlees heelt en wonderen verricht.

Recensie

door Tsenne Kikke
De auteur is antropoloog. Hij kwam op het idee om het joodse lichaamsuiterlijk tot onderwerp van zijn boek te maken. Hij begint dan ook met een anoniem geschreven en in 1885 in de Verenigde Staten gepubliceerd antisemitisch boek, waarin een tekening voorkomt van alle negatief geduide kenmerken van het joodse voorkomen. Van hieruit beschrijft hij de omkeer van de joodse gene naar een trots bewustzijn van het eigen lichaam, dat in het begin van de twintigste eeuw is ontstaan. Uiteindelijk leidt dit tot een militante houding van joden en een karakter dat tot de militaire overmacht van Israel heeft geleid. Ook aan de genetische aspecten, zoals die in de laatste decennia wetenschappelijk zijn ontwikkeld, besteedt Konner aandacht. Maar er komen veel meer zaken aan de orde, zoals het kabbalistische denken over Gods lichamelijkheid, waardoor dit boek uiterst belangwekkend is geworden. Tal van historische bijzonderheden worden beschreven, ook op sportgebied. De goed leesbare stijl bevordert het leesgenoegen. De lezer zal ongetwijfeld nog wel eens teruggrijpen naar deze boeiende beschrijving van een stukje joodse historie. Met een katern afbeeldingen in zwart-wit, literatuurverwijzingen in eindnoten en een chronologisch overzicht.

- Wim Kleisen -

Met Het Joodse lichaam duikt antropoloog Melvin Konner in de 'anatomische geschiedenis van het Joodse volk'. Dat doet hij aan de hand van onderwerpen variërend van geloven in een 'god zonder lichaam' en besnijdenis ('de vruchtbare snede') tot de door vriend en vijand opgelegde ideeën over het Joodse lichaam (en hoe die doorsijpelen in het Joodse gedachtegoed) en het al dan niet bestaan van Joodse genen. Daarbij maakt hij gebruik van Thora en Talmoed, maar ook van allerlei legendes, anekdotes, films, literaire werken, historische gebeurtenissen en persoonlijke verhalen.

Zo belicht Konner de Joodse cultuur, historie en filosofie op toegankelijke, overzichtelijke wijze. Met hier en daar een persoonlijke noot (veelal herinneringen van hem als 'brave Joodse jongen') en waar mogelijk op amusante toon. Terugkerend element is de 'ambivalentie van Joden ten opzichte van fysieke kracht'. Zoals Konner in het voorwoord schrijft: 'De wereld heeft de Joden zwak gemaakt, zo zwak en zo langdurig zwak dat zijzelf ervan overtuigd raakten dat geestkracht de enige kracht was waarover ze ooit zouden kunnen beschikken.'

Naast de obsessie met lichaam en met geest, haalt Konner al verhalend ook de 'eeuwenlange interesse bij Joden voor de geneeskunst' aan. En de niet zelden beruchte rol die artsen in hun geschiedenis spelen. Zo is de (tegenwoordig populaire) neuscorrectie ontwikkeld door een Joodse chirurg. En de arts, journalist en filosoof Max Nordau introduceerde in 1898 'wat uiteindelijk de remedie moest zijn voor de algemene slechte gezondheid en zelfs voor de raciale inferioriteit van de Joden': Muskeljudentum, een op spierkracht gebaseerd Jodendom. Bovendien, 'de nazi's steunden in hun oorlog tegen de Joden bij uitstek op de Duitse medische stand', schrijft Konner, erop wijzend dat de Holocaust/Shoah 'in essentie werd beschouwd als een volksgezondheidproject'.

- Babs Verblackt -
Adverteren
Zoek&Vind
Meer
Spiritualia
Contact
Copyright © 2008-2024 Spiritualia. Alle rechten voorbehouden. | Privacy Statement | Gedragscode | Algemene Voorwaarden | Auteursrecht