ProfielWie ben ikMijn interessesMijn poëzieBerichtenVriendenBeheer

Negen levens - Zoektocht naar het heilige in het moderne India

Originele titel: Nine lives

William Dalrymple

Negen levens - Zoektocht naar het heilige in het moderne India Type: Paperback
Uitgever: Atlas
Gewicht: 440 gram
Aantal Pagina's: 320
ISBN: 90-450-1624-9
ISBN-13: 978-90-450-1624-5
Categorie: Reisverhaal
Richtprijs: € 24,9

Korte Inhoud


In 'Negen levens' neemt een boeddhistische monnik de wapens op om zich te verzetten tegen de Chinese invasie van Tibet. Hij zal moeten boeten voor het geweld - de rest van zijn leven besteedt hij aan het met de hand beschilderen van gebedsvlaggetjes in India. Een janistische non stelt haar staat van onverschilligheid op de proef door toe te kijken hoe haar beste vriend zich ritueel uithongert. Een vrouw verlaat haar middenklassenfamilie in Calcutta en zegt haar baan in een textielfabriek op, in de hoop onverwachte liefde en voldoening te vinden. Een gevangenisbewaarder uit Kerala wordt twee maanden per jaar - als hij tempeldanser is - aanbeden als een god. Daarna, elk jaar aan het eind van februari, keert hij terug naar de gevangenis. Een ongeletterde geitenhoeder uit Rajasthan houdt in zijn eentje een oude heilige legende levend, die hij als enige nog in zijn hart gesloten heeft. Een devadasi - of tempelprostituee - verzet zich in eerste instantie tegen haar inwijding in de prostitutie, terwijl zij later haar beide dochters dezelfde 'handel' in zal sturen, die zij nu als een heilige roeping beschouwt.

Negen mensen, negen levens. Elk mens bewandelt een andere religieuze weg; elk leven vertelt een onvergetelijk verhaal. Op voortreffelijke wijze vertelt William Dalrymple - in zijn eerste reisboek sinds een decennium - in bijna Bijbelse eenvoud hoe de traditionele vormen van het godsdienstige leven in Zuid- Azi in een wervelstorm zijn geraakt. Negen levens is een destillaat van vijfentwintig jaar onderzoek in en over India en zijn godsdienstige tradities - een moderne Indiase Canterbury Tales, die je meeneemt naar werelden waarvan je het bestaan nooit had vermoed

Uittreksel


Blz. 9: Het idee voor dit boek ontstond zestien jaar geleden, in het voorjaar van 1993, op een heldere ochtend hoog in de Himalaya. Ik was op weg naar boven vanaf de oevers van de rivier de Bhagirathi, zigzaggend langs de steile hellingen van het dichtbeboste dal. Het pad was zacht en mossig en voerde langs wiegende varens, woekerende braamstruiken en groepjes hoge Himalayaceders. Watervalletjes klaterden tussen de dennen. Het was mei, en na een tocht van tien dagen was het nog een dag lopen naar mijn eindbestemming: de beroemde Himalayatempel van Kedarnath, die de hindoes als een van de belangrijkste woonplaatsen van de god Shiva bestempelen en die dus, samen met de berg Kailasa in Tibet, in aanmerking komt voor de titel 'Olympus van de hindoes'.

Ik was niet als enige onderweg. De vorige avond had ik al groepen pelgrims gezien - vooral plattelanders uit Rajasthan - die in de buurt van de tempels en bazaars aan de voet van de berg kampeerden, hun handen warmend boven vuurtjes van sprokkelhout. Nu, in het ochtendlicht, scheen hun aantal op miraculeuze wijze meer dan verdubbeld en het smalle bergpad zag eruit als één golvende zee Indiaas mensdom. Elke sociale klasse uit elke uithoek van het land was vertegenwoordigd. Groepen boeren, ongeletterde handarbeiders en wereldwijze stedelingen uit het noorden tot het zuiden liepen zij aan zij naar boven als in een scène uit een moderne Indiase versie van de Canterbury Tales. De rijken zaten te paard of werden gedragen in een doolie, een vreemdsoortige kruising tussen een rieten strandstoel en een rugzak; maar de overgrote meerderheid van de arme pelgrims had geen andere keuze dan te lopen.

Ongeveer elke halve kilometer stuitte ik op een groep van twintig tot dertig dorpelingen die onder grote inspanning het steile bergpad beklommen.

Gekromde oude mannen met grijze snorren leidden op blote voeten hun gesluierde vrouwen naar boven; anderen, die nog vromer waren, stonden gebogen en in gebed verzonken voor kleine altaren - vaak niet meer dan een hoop kiezelstenen getooid met een kalenderplaatje.

Ook de in India rondzwervende heiligen, sadhoes, waren massaal aanwezig. Terwijl ik mij een weg baande door de kniehoge akeleien, boterbloemen en stokrozen die de hoge bergweiden sieren, passeerde ik een aanhoudende stroom tanige, fitte en geharde mannen met viltige dreadlocks die soepel over het pad naar boven sprongen. Sommigen trokken in groepen en anderen reisden alleen; velen van hen leken in diepe meditatie verzonken tijdens het lopen, waarin ze werden belemmerd door de zware metalen drietand die ze meetorsten teneinde moksha te bereiken in de heldere lucht en de kristallen stilte van het hooggebergte.

Al klimmend raakte ik in gesprek met een met as besmeurde, poedelnaakte sadhoe van ongeveer mijn leeftijd. Ik had altijd gedacht dat de meeste heilige mannen die ik in India zag van het oude platteland afkomstig waren en gedreven werden door een blind en eenvoudig soort geloof. Maar al meteen tijdens ons gesprek werd duidelijk dat Ajay Kumar Jha in feite veel meer een kosmopoliet was dan ik had verwacht. Ajay en ik liepen samen op langs de rand van een steile afgrond; beneden ons cirkelden grote roofvogels op de thermiek. Ik vroeg hem of hij me over zijn leven wilde vertellen, waar hij na een lichte aarzeling in toestemde: 'Ik ben pas sinds vierenhalf jaar sanyasi [hindoezwerver]; zei hij. 'Daarvoor was ik verkoopmanager bij Kelvinator, een groothandel in huishoudelijke apparaten in Mumbai. Ik heb bedrijfskunde gestudeerd aan de Patna University en mijn bazen beschouwden me als een echte hoogvlieger. Maar op een dag besloot ik dat ik niet de rest van mijn leven ventilatoren en koelkasten wilde verkopen. Dus toen ben ik gewoon opgestapt. Ik schreef een brief aan mijn baas en aan mijn ouders, gaf mijn bezittingen weg aan de armen en nam de trein naar Benares. Daar heb ik mijn kleren weggegooid, mijn lichaam ingewreven met as en een klooster gezocht.'

`En heb je nooit spijt gehad?' vroeg ik.

`Het was een nogal plotselinge beslissing,' antwoordde Ajay.

`Maar nee, ik heb er nooit een seconde spijt van gehad, zelfs niet als ik een paar dagen niet heb gegeten en de honger bijna ondraaglijk is.'

`Maar hoe heb je je aan zo'n verandering in je leven kunnen aanpassen?' vroeg ik.

`Natuurlijk was het in het begin heel erg moeilijk,' zei hij. 'Maar ja, voor alles wat de moeite waard is in het leven is tijd nodig. Ik was aan alle gemakken gewend: mijn vader was politicus en naar de maatstaven van ons land een rijk man. Maar ik heb nooit een werelds bestaan als dat van hem willen hebben.'

We waren inmiddels op het hoogste punt van de richel aangekomen en aan beide kanten liep het duizelingwekkend steil af. Ajay wees naar het bos en de weiden in de diepte: honderd verschillende tinten groen, omlijst door het verblindende wit van de sneeuwpieken recht voor ons in de verte: 'Van in de bergen lopen wordt je hoofd helder,' zei hij. 'Al je zorgen verdwijnen. Kijk! Het enige dat ik bij me heb is een deken en een veldfles. Ik bezit niets, dus ik heb geen zorgen.'

Hij glimlachte. 'Als je eenmaal hebt geleerd om je verlangens te beteugelen,' zei hij, 'wordt alles mogelijk.'

Een wereld waarin een toegewijde, naakte naga sadhoe ook nog doctorandus in de bedrijfskunde kon zijn, was iets waaraan ik in de loop van mijn reizen voor dit boek gewend zou raken. Zo slaagde ik er afgelopen november in om op een crematieveld in de buurt van Birbhum, in West-Bengalen, een gevierde tantrist te achterhalen. Tapan Goswami was een 'schedelvoeder'. Twintig jaar geleden was hij geïnterviewd door een Amerikaanse professor in de vergelijkende godsdienstwetenschap, die vervolgens een geleerd artikel schreef over Tapans praktijk als geestenoproeper en uitspreker van bezweringen, waarbij hij zich bediende van de zorgvuldig geconserveerde schedels van lang overleden maagden en rusteloze zelfmoordenaars. Het leek me vruchtbaar materiaal, zij het nogal sinister van aard, dus besteedde ik bijna een hele dag aan een zoektocht langs de verschillende plekken voor lijkverbranding in Birbhum voor ik Tapan eindelijk aantrof, zittend voor zijn kleine Kalitempel aan de rand van de stad, bezig een offer voor de godin voor te bereiden.

De zon ging al onder en het begon te schemeren; uit een brandstapel kringelde nog een macaber sliertje rook op. De warme, stille lucht gonsde van de vliegen. In de vallende duisternis spraken Tapan en ik over de leer van de tantra, en hij bekende dat hij in zijn jonge jaren, toen de professor hem had geïnterviewd, inderdaad een enthousiast schedelvoeder was geweest. Ja, zei hij, alles wat ze over hem geschreven hadden was waar, en ja, nog steeds conserveerde hij af en toe een schedel en riep hij de dode eigenaar op om zijn krachten te gebruiken. Maar jammer genoeg kon hij zich tegenover mij niet over details uitlaten. Waarom niet? vroeg ik hem. Omdat, zei hij, zijn twee zonen inmiddels succesvolle oogartsen waren in New Jersey. Ze hadden hem met klem verboden om nog interviews te geven over wat hij deed, omdat geruchten over de bemoeienissen van de familie met zwarte magie hun lucratieve praktijk aan de oostkust zouden kunnen benadelen. Nu overwoog hij zelfs zijn schedels weg te geven en zich bij zijn zonen in Amerika te voegen.

Tijdens mijn verblijf in India heb ik het land de laatste jaren zien veranderen in een tempo dat ik nooit voor mogelijk had gehouden toen ik er aan het eind van de jaren tachtig voor het eerst ging wonen. Na een afwezigheid van bijna tien jaar keerde ik terug naar Delhi en huurde een boerderij op een kilometer of vijf van de zich snel ontwikkelende stad Gurgaon, net ten zuidwesten van Delhi. Vanaf het eind van de weg kon je in de verte de nieuwe woonwijken zien, die zich met hun callcenters, softwarebedrijven en chique woontorens als een olievlek verspreidden over een gebied dat twee jaar tevoren nog maagdelijk akkerland was geweest.

Nu, zes jaar later, is Gurgaon in zo'n sneltreinvaart onze kant op gekomen dat het zo goed als aan onze boerderij grenst, en binnenkort zal op een kleine vijfhonderd meter van ons huis verrijzen wat men hier trots aankondigt als het grootste overdekte winkelcentrum van Azië.

Voor iedereen die gewend is aan het sukkelende groeitempo in West-Europa gaan de ontwikkelingen hier adembenemend snel: waar men in Engeland vijfentwintig jaar over een bouwwerk zou doen, wordt dat hier in vijf maanden uit de grond gestampt. Zoals algemeen bekend, staat India inmiddels op het punt Japan te verdringen als de derde economische grootmacht ter wereld en volgens schattingen van de CIA zal de Indiase economie die van de Verenigde Staten omstreeks 2050 voorbij zijn gestreefd.

Recensie

door Tsenne Kikke
Het hindoeïsme is geen fabriek van pasklare oosterse wijsheden, zoals men ons vaak wil doen geloven. Geweld en geweldloosheid zijn als tegenpolen aanwijsbaar. William Dalrymple schetst negen portretten van mensen die, of op voor ons extreme wijze uit de dagelijkse sleur willen stappen of, integendeel, oude ambachten en verteltradities met moeite in ere willen houden. Maar altijd is hun religieuze verlangen in een familiale of maatschappelijke context gevat.

Extreem is zeker de non die het Jaïnisme aanhangt en die, ondanks haar zwerfideaal, alles in het werk stelt om toch maar geen insect dood te trappen, met het offer van haar lichaam het goddelijke wil naderen, en de "sallekhana", de langzame hongerdood niet als een wanhoopsdaad maar als ultieme bevrijding beleeft. Het Jaïnisme is nog ouder dan het boeddhisme. De breuk met de familie, de zelfkastijding en wereldverachting vind je ook in menig levensverhaal van een christelijke non terug.

Heel anders zijn de tempelhoeren of devadasi's. Hun verhaal is er een van armoe, aids en slavernij maar ook van vlucht uit de armoe. Het is een plattelandsfenomeen maar de moderne stadshoeren zijn er zeker niet beter aan toe.
Eén en al contrast is het verhaal van de theyyamdanser die drie maanden per jaar respect en geld ontvangt voor zijn extatische performances. Hari Das komt uit de laagste kaste, werkt de rest van het jaar als slecht betaalde gevangenisbewaker - een uiterst gevaarlijk beroep - maar leeft naar dit slopende seizoen van uitputtende trances toe. De grens tussen kunstenaar en sjamaan is dun, net als de in India poreuze muur tussen het goddelijke en het wereldlijke, schrijft William Dalrymple.

Voor Stpathi, de maker van godenbeelden zijn artistieke perfectie en religieuze bezieling onscheidbaar. De afwerking van de ogen van het godsbeeld is cruciaal. Toch zijn beelden geen goden, het zijn hun tijdelijke verblijfplaatsen. Hun schoonheid staat voor hun aanwezigheid garant.

Het moeilijke overleven van oude tradities, gebonden aan land en leefomstandigheden, in een moderne wereld, is wat ook Mohan de voordrachtkunstenaar verontrust. Hij is sjamaan en genezer en draagt oude mythen in urenlange séances voor. De Mahabharata is Ilias, Odysse en Bijbel in één, schrijft Dalrymple. Dit grote maar ook kleinere lokale epische gedichten leven - nog net - voort door het wijdverspreide analfabetisme. Het schrift en de personal computer zijn de dood voor deze homerische lezers die bij ons al eeuwenlang verdwenen zijn. Dalrymple citeert Wendy Dolliger: "Mythen pakken de draad op waar de filosofie in vertwijfeling de armen heft."

Godsdienst mag dan al opium van het volk zijn, volgens Karl Marx, maar vaak is hij in deze verhalen zowel troost voor het onaanvaardbare als een hart onder de riem voor wie zich verzet, al lijkt dit verzet vaak op een tijdelijke "carnavaleske" omkering van de onrechtvaardige maatschappelijke verhoudingen. De verhalen die Dalrymple opdist zijn nooit los te zien van het afgezwakte maar taaie kastensysteem en het klassenonderscheid dat nog in India heerst. De ascetische, vegetarische en orthodoxe brahmanen vinden hun tegenpool in de tantristische aanhangers van de moedergodin Tara, die zich met lijkenas bestrooien, schedels van zelfmoordenaars en maagden beschilderen en dieren offeren (om over hun eet- en drinkgewoonten nog maar te zwijgen).

William Dalrymple brengt toetsen aan maar strijkt nooit glad, luistert maar oordeelt niet en tekent een snel veranderde wereld van grote tegenstellingen maar waar de deur tussen mens en god vooralsnog altijd op een kier bleef staan. 'Negen Levens' is een ongemeen boeiend reisboek.
Adverteren
Zoek&Vind
Meer
Spiritualia
Contact
Copyright © 2008-2024 Spiritualia. Alle rechten voorbehouden. | Privacy Statement | Gedragscode | Algemene Voorwaarden | Auteursrecht