Herman J. Selderhuis
|
Type:
|
Hardcover
|
Uitgever:
|
Kok
|
Gewicht:
|
570 gram
|
Aantal Pagina's:
|
336
|
ISBN:
|
90-435-1527-2
|
ISBN-13:
|
978-90-435-1527-6
|
Categorie:
|
Protestantisme
|
Richtprijs:
|
€ 25,95
|
Korte Inhoud
Calvijns naam is wereldwijd bekend en zijn werk wordt overal gelezen. Al eeuwenlang is zijn invloed enorm en dat op velerlei gebied. Maar wie was hij nu eigenlijk zelf? Wat dreef hem? Hoe zag hij zichzelf? Hoe ging hij om met vreugde en verdriet, met leven en sterven, met vrouwen en kinderen, met vrienden en vijanden?
In deze biografie wordt een beeld van de mens Calvijn gegeven. Zijn levensloop en zijn opvattingen worden beschreven, maar steeds vanuit de vraag: wie is deze man eigenlijk?
In 2009 is het 500 jaar geleden dat Calvijn werd geboren. Daar wordt internationaal zeer veel aandacht aan gegeven. Dit boek wil helpen de mens Calvijn dichterbij de mensen te brengen. Niet om hem te verdedigen, noch om hem aan te vallen. Gewoon om te laten zien wie hij was.
Dit boek verschijnt gelijktijdig bij InterVarsityPress in het Engels onder de titel 'Calvin, a personal biography'.
Uittreksel
Blz. 15: 1. De wees (1509-1533)
Vader
Het was wel een beetje een aparte familie waarin Johannes Calvijn - of eigenlijk Jean Cauvin - op 10 juli 1509 geboren werd. In Noyon, een stadje in Picardië in Noord-Frankrijk waar men in 1551 een feestje bouwde toen men hoorde dat Calvijn dood zou zijn. (CO 14, 423) Het feestje was een beetje voorbarig, want een jaar later kon Calvijn schrijven dat hij Noyon had overleefd (CO 14, 412) nadat hij gehoord had dat het door Duitse legers in de as was gelegd, en dat het enige huis dat nog overeind was blijven staan Calvijns ouderlijk huis was. (CO 14, 476) Geen wonder dat hij dit als een wonder zag.
In Noyon stond een kerk, een kathedraal zelfs, en zowel Calvijns broer als zijn vader kregen het met die kerk aan de stok, hoewel zij beide dienaren van de kerk waren. Calvijns vader, Gérard, kwam uit een familie van bootwerkers en kuipers maar had het vissersplaatsje Pont-l'Évéque verlaten om vier kilometer verderop in Noyon carrière te maken. In deze stad met haar mooie kathedraal werd hij een succesvol advocaat die ook de financiële zaken van de kerk behartigde. Daar was men echter niet tevreden over want de geestelijkheid beschuldigde hem van gesjoemel rond de nalatenschap van twee priesters, met als gevolg dat Gérard op 13 november 1528 in de ban gedaan werd, en dat was destijds voor tijd en eeuwigheid verreweg het ergste wat een mens kon overkomen. In die buitenkerkelijke situatie stierf hij ook op 25 mei 1531, maar zijn oudste zoon Charles wist toch nog een absolutie te regelen zodat vader alsnog christelijk en in gewijde grond begraven kon worden. Deze Charles was priester maar vertoonde in die hoedanigheid twee eigenschappen die, omdat ze ook bij zijn broertje Johannes voorkomen, gerust als familietrekjes kunnen worden aangemerkt, namelijk strijdlust en koppigheid. Charles werd namelijk ook geëxcommuniceerd en wel omdat hij in zijn strijdlust eerst een collega van de staf van Noyons kathedraal beledigd had en vervolgens een andere collega een flinke mep gegeven had, handelingen die niet zo bij een priester passen. En toen hem op zijn sterfbed in oktober 1537 absolutie en het laatste oliesel werden aangeboden, bestond hij het beide te weigeren en werd hij ver van zijn vader, namelijk niet bij de kerk maar in de onheilige grond onder de galg begraven. Als Calvijn later in conflict met Rome komt en buiten die kerk verzeild raakt, zet hij dus een familietraditie voort. Verschil was wel dat hij ervoor zorgde dat volgens zijn theologie het onderscheid tussen gewijde en ongewijde grond opgeheven werd, en het daarom geen probleem was dat hijzelf noch bij de kerk, noch onder de galg, maar in een onbekend graf op een rustig kerkhofje in Genève terecht kwam.
Moeder
Maar omdat in dit hoofdstuk dat graf van Calvijn nog heel ver weg is, kan eerst nog iets over die familie van Calvijn gezegd worden. Zijn vader en moeder kregen voor zover wij weten zeven kinderen, waaronder twee meisjes waarvan er één Marie heette. Twee broers, Antoine en François, stierven al jong. En behalve dat Charles de oudste en Johannes de tweede was, en na hem nog een Antoine kwam die 28 jaar lang bij zijn reformatorische broer in de buurt bleef, is er weinig bekend. Dat geldt ook van Calvijns moeder, Jeanne Lefranc, maar wat we van haar weten is voldoende om veel van Calvijn zelf te begrijpen. Er wordt van haar gezegd dat ze zowel knap als vroom was en het lijkt erop dat haar religieuze toewijding wat afstak tegen althans de uiterlijke verschijning daarvan bij haar man. Calvijn is dus in deze vroomheid opgegroeid bij een moeder van wie ook gezegd wordt dat ze zich aan haar kinderen wijdde. In Calvijns herinnering was zij godsdienstig en nam zij hem als kind mee naar processies. En zo kwam het dat de jonge Calvijn in Ourscamp bij Noyon een relikwie van de heilige Anna kuste (CO 6, 442), een gebeurtenis die zowel wat de relikwie als het kussen betreft helemaal niet bij Calvijn lijken te passen, hoewel het dezelfde Anna is als die waaraan Luther in het onweer beloofd had monnik te zullen worden. Het eerste vrouwenlichaam dat Calvijn kuste was in ieder geval het restant van een lijk. Toen wist hij nog niet dat er voor hem wat dit betreft ook betere tijden zouden aanbreken.
Beslissender voor Calvijn zelf was echter dat Jeanne in 1515 stierf. Vanaf z'n zesde is Calvijn dus zonder moeder. Zijn vader, die stierf toen Calvijn 21 was, hertrouwde met een weduwe met wie hij nog twee dochters kreeg, maar een moeder had Calvijn als kind dus niet meer. De kerk werd toen nog meer zijn moeder, zoals Calvijn ook zelf zal zeggen dat niemand God tot Vader kan hebben dan wie de kerk tot moeder heeft. Die band met de kerk was er op een bijzondere wijze doordat vader Calvijn nog had kunnen regelen dat de 12-jarige Johannes kapelaan werd van de kapel La Gésine in de kathedraal van Lyon. Die functie was een farce omdat destijds de mogelijkheid bestond de baan te krijgen, de inkomsten te ontvangen maar het eigenlijke werk door een ander te laten doen en dan natuurlijk voor een lager loon. Op die manier kreeg Calvijn er in 1527 nog een functie bij in de kerk van St.Martin de Marteville en vervolgens in 1529 nog één als pastoor van Ponte-l'Évéque en wel door bemiddeling van zijn vriend Claude de Hangest. Zo zorgde moeder kerk dat de jongen kon studeren en zich van haar kon verwijderen.
Recensie
door
Tsenne Kikke
In dit Calvijnjaar verschijnt heel veel over de Frans-Zwitserse hervormer, onder andere een Calvijnbiografie, van de hand van dr. Herman J. Selderhuis, hoogleraar in Apeldoorn en directeur van het Instituut voor Reformatie-onderzoek.
Herman Selderhuis is een superbe kenner van het leven en de theologie van de Geneefse hervormer. Hij doet in dit boek z'n uiterste best om zijn onderwerp levendig te laten overkomen bij z'n lezers. Een beetje té veel zelfs, want zijn formuleringen zijn een beetje gewild populair, zoals men zelfs in een krantencolumn niet zou verwachten; woorden als 'nou' en 'niks' en 'Kijk' en andere spreektaalelementen maken de dingen echter niet begrijpelijker, maar lastiger om te lezen.
Wie wel meer van Calvijn als mens zou willen weten, zal merken hoe weerbarstig de materie is. Selderhuis heeft er merkbaar moeite mee. Calvijns geestelijke disciplines (205v.), zijn ziektes (251), zijn perspectief op eigen leven (321), komen pas laat aan de orde, en dan nog maar tamelijk beknopt. Zijn huwelijk met Idelette van Buren is pas op de bladzijden 217-222 aan de beurt, in slecht weinig woorden. Daartegenover zeer uitvoerige verhalen van Calvijn als theoloog en als bestuurder, paragrafen lang, zelfs hoofdstukken lang. Was er echt niet meer over de hervormer als mens te melden?
Selderhuis zou vermoedelijk antwoorden dat Calvijn in eerste instantie inderdaad meer de man was die zich liet kennen in functie. Zoals zijn theologie over de Godsopenbaring was - de God die Zich 'aanpaste' om tot op zekere hoogte kenbaar te worden, maar Zich niet echt liet zien - zo was ook Calvijn zelf.
De hoogst intrigerende vraag die daardoor alleen maar versterkt wordt, is: hoe is het toch in de wereld mogelijk dat vijf eeuwen calvinisme ontsproten zijn aan deze gesloten persoonlijkheid? Misschien wel juist omdat hij zo onkenbaar was, en daardoor én door zijn uitgewerkte theologie een bastion van dogmatiek oprichtte, waarvan de muren het geweld van Rome konden weerstaan. En ook in de stormen van vijf eeuwen bleven ze ferm overeind, een stevig kader voor een lange traditie.
- Henk P. Medema -
|