ProfielWie ben ikMijn interessesMijn poëzieBerichtenVriendenBeheer

Ruwe wereld

Originele titel: Crude world

Peter Maass

Ruwe wereld Type: Box
Uitgever: Ambo | Anthos
Gewicht: 415 gram
Aantal Pagina's: 292
ISBN: 90-263-2247-X
ISBN-13: 978-90-263-2247-1
Categorie: Mens & Maatschappij
Richtprijs: € 24,95

Korte Inhoud


Alle olieproducerende landen lijden onder dezelfde vloek: het bezit van de kostbare grondstof leidt niet tot meer welvaart en rust, maar zonder uitzondering tot ongelijkheid, corruptie en politieke instabiliteit. In Ruwe wereld neemt hij de lezer mee naar Saoedi-Arabië, waar ambtenaren zijn onderzoek naar de resterende voorraden systematisch frustreren; naar Equatoriaal Guinea, waar de president baadt in luxe terwijl ziekenhuizen slechts uitgerust zijn met aspirine en verband; en naar Venezuela, waar president Chavez' campagne voor de herverdeling van olierijkdom tot economische en politieke crises leidt. Ook schrijft hij over Irakezen die proberen hun industrie weer op te bouwen na de Amerikaanse invasie van 2003, over een Amerikaanse advocaat die namens Ecuadorianen procedeert tegen oliemaatschappij Chevron en over Nigeriaanse dorpelingen wier middelen van bestaan hun door de ontdekking van olie zijn ontnomen.

Uittreksel


Blz. 11: Inleiding

Overal was olie. Ze lag onder de woestijnen ten noorden en zuiden van mij, in rijke reservoirs bevonden zich hoeveelheden die werden uitgedrukt in miljarden vaten. Op enkele centimeters van mij vandaan liet ze de motoren draaien waarvan de warme uitlaatgassen in mijn gezicht walmden, waardoor mijn huid naar diesel rook. Olie doortrok zelfs de geesten van de mannen die om mij heen stonden te dringen, te praten en te schreeuwen op een plein waar de fonteinen geen water gaven, het gras verdord was en overal om ons heen het geweld heerste.

De ironie wil dat de meeste olierijke landen niet rijk zijn en dat hun olie meer problemen oplevert dan welvaart. Waar ik stond kon ik dat letterlijk zien. Dit troosteloze plein, waarvan de naam 'paradijs' betekende, was ooit een aangename plek geweest waar men kon vertoeven tussen beelden die een martiale grandeur uitstraalden, terwijl de zuilen rond het standbeeld van een leider wiens rechterarm in de lucht wees voor schaduw zorgden. Op dit stukje aarde had men kunnen genieten van de rust, maar niet op deze dag.

Het was 9 april 2003. De invasie van Irak was in Bagdad geculmineerd in de verovering van het Firdosplein door de Amerikaanse mariniers, die een stalen ketting om het beeld van Saddam Hoessein wikkelden. Over de hele wereld uitgezonden beelden werden tot icoon: een breedgeschouderde gewichtheffer ramde met een voorhamer op de sokkel van het beeld, een jonge marinier drapeerde een Amerikaanse vlag over het hoofd van het standbeeld, en het omvallende gevaarte, dat werd besprongen door een handvol Irakezen, van wie sommigen met hun schoen op het uitdrukkingsloze gezicht van de dictator sloegen.

De dieselwalm die mij in het gezicht sloeg was afkomstig van het mariniersvoertuig dat het beeld omver had getrokken. Ik was op de zijkant gesprongen en schreeuwde vragen naar de ineens uit de anonimiteit gerukte bemanning. Korporaal Edward Chin, die de vlag om het gezicht van Saddam had gewikkeld, gedroeg zich als een kind op zijn eerste carnaval. 'Te gek,' schreeuwde hij. 'Helemaal te gek!' Ik liep achter de Irakezen aan die Saddams bronzen hoofd over het plein sleepten, en naast een van de opgedroogde fonteinen sprak ik met luitenant-kolonel Bryan McCoy, de commandant van deze troepen. Hij omschreef het omverhalen van het beeld voorzichtig als 'een idee van de Iraakse bevolking'. Wekenlang had ik deze mariniers gevolgd op weg naar Bagdad, tijdens een veroveringstocht die in de woestijnen en langs de wegen een spoor van lijken had achtergelaten - de geplande én bijkomende schade van de oorlog.

Waren de Amerikanen naar Bagdad opgerukt vanwege de olie, en niet zozeer omwille van de democratie of wegens de massavernietigingswapens? Op dit in een oorlogstafereel veranderde plein stond een jonge vrouw uit Europa te schreeuwen tegen een uitgeputte marinier. Zij geloofde duidelijk dat het antwoord 'ja' was. Tijdens de invasie was zij in Bagdad aanwezig geweest als 'menselijk schild' en nu maakte ze de marinier uit voor imperialist en oorlogshitser en spoog bijna op zijn scherfvest. Het leek erop dat zij, in haar woede en overtuigd van haar gelijk, hem te lijf zou gaan. Verbaasd keek de marinier naar deze aanval, waarop hij tijdens zijn opleiding door geen enkele vloekende sergeant was voorbereid. Woorden konden dit meningsverschil niet bijleggen, en geen van beiden leek te weten wat te doen, of waarom men hier eigenlijk was.

Terwijl de stalen strop om Saddams nek werd gelegd stond ik te praten met Samir, een Irakees die zei dat hij jarenlang in Amerika had gewoond. 'Het voelt goed,' vertelde hij me. 'Eindelijk vrij, eindelijk vrij.' Een uur later schreeuwde iemand dat Samir een spion was van de nu voortvluchtige Saddam. Verschillende mannen stoven op hem af, als honden op een vos. 'Maak hem af!' schreeuwden ze, terwijl ze hem sloegen en schopten. Bebloed en doodsbang werd Samir gered door een marinier die met zijn Beretta naar de menigte zwaaide en, alsof hij zichzelf moest overtuigen, schreeuwde: 'Ik kan dit niet toestaan!' De marinier had geen idee wie Samir was, en ik ook niet.

Gedurende deze eerste uren van wat werd gezien als een eclatante overwinning, dacht niemand aan Bagdad en de rol die olie speelde in de motivatie van de invallers. Evenals de olie was werkelijk inzicht begraven. Donald Rumsfeld, de toenmalige minister van Defensie, zei dat de invasie 'niets te maken had met olie, echt niets',' en ik wist dat dit niet klopte. Niettemin was het tegenovergestelde idee - dat Irak alleen omwille van de olie was aangevallen - niet erg overtuigend. Terwijl op het Firdosplein de zon onderging, kon ik niet duidelijk formuleren wat wij allemaal voor olie doen, en wat olie voor ons doet.

Overal op de wereld wordt olie gezien als iets wat bepalend is voor het lot van mensen. Olie maakt je rijk, olie maakt je arm, olie veroorzaakt oorlog, olie brengt vrede, olie bepaalt onze wereld zoals de gletsjers dat in de ijstijd deden. Als de werking van dit fenomeen begrepen wordt, gaan we te midden van de wanorde van deze wereld misschien een zekere ordening zien. Maar we hebben het niet over een machine die bestaat uit zuigers en tandwielen, en die dus heel nauwkeurig getekend kan worden. We hebben hier te maken met te veel bewegende delen, te veel verschillende aanwijzingen, zodat het niet eenvoudig is het geheel te ontwarren.

Recensie

door Tsenne Kikke
Olie is onmisbaar en dus een goed waar aan te verdienen valt. Als de mens van goede wil zou zijn, zou olie de welvaart van olierijke landen verhoogd hebben. Het tegendeel is waar, zo laat dit onthutsende boek ons onomwonden zien. De auteur - thans verbonden aan The New York Times Magazine, eerder werkzaam voor The Washington Post - laat zien dat het spoor van olie eindigt in armoede en ellende of persoonlijke verrijking. 'De meeste olierijke landen zijn niet rijk en hun olie levert meer problemen op dan welvaart' is de sombere conclusie van dit lezenswaardige boek over olie in verleden, heden en toekomst. De auteur vertelt op sublieme wijze hoe het olierijke landen als Saudi-Arabië, Equatoriaal Guinee, Venezuela, Nigeria en Ecuador is vergaan met ongelijkheid, corruptie en politieke instabiliteit als triest resultaat van het exploiteren van olievoorraden. De rol van Amerika, Rusland en (opkomend) China in deze 'peak-oil'-periode komt daarbij pijnlijk voort het voetlicht. Een onthutsend, maar helaas realistisch relaas over de gevolgen van olierijkdom. Met zwart-witfoto's, eindnoten, een literatuuropgave en register.
- C.M. Manni -

Kan geld en rijkdom gelukkig maken.? Duidelijk niet, maar het kan wel helpen. Alhoewel. Een schokkend, maar daarom niet minder realistisch beeld van de wereld, en in het bijzonder de landen die behoren tot de armste landen, maar eigenlijk zouden moeten behoren tot de rijkste landen. Want dit boek leidt ons naar die landen die het geluk hebben om te kunnen genieten van een onvoorstelbare bron van potentiële rijkdom, namelijk het bezit van ruwe olie. We staan er niet vaak bij stil, maar deze landen hebben vaak niet enkel te kampen met de gruwels van de armoede die het gevolg is van de hebzucht van een elite, maar tevens verzeilen ze in gewapende conflicten, uitbuitingen en corruptie. Doorheen een aantal benaderingen en ervaringen krijgen we hier een tour d'horizon van die landen die wel degelijk op een totaal verkeerde wijze omgaan met hun rijkdom, met hun mogelijkheden of hun macht. Het brengt akelige maatschappelijke portretten, verwrongen situaties, die wel degelijk een absoluut desolaat karakter hebben voor de plaatselijke bevolking. Het is voor eens niet zomaar een economische benadering of een politieke analyse, maar een zeer brede benadering vanuit diverse invalshoeken, die maken dat je wel kan spreken van een globale aanpak van het probleem. Saoedi-Arabië, Equatoriaal Guinea, Venezuela, Irak, Ecuador, Nigeria. Allemaal landen die op één of andere wijze hun ellende te danken hebben aan de aanwezigheid van olie, en wel degelijk doorheen deze bronnen geen toekomst meer hebben of lijken te hebben. Het is een beeld van een wereld dat we vaak niet kennen of verkeerdelijk inschatten, maar wel degelijk van enorm belang is voor de wereldvrede en de gelijkheid op deze planeet. Weerom de macht van het geld en winstbejag dat op alles primeert. Ontmoedigend. Maar wel duidelijk.
Adverteren
Zoek&Vind
Meer
Spiritualia
Contact
Copyright © 2008-2024 Spiritualia. Alle rechten voorbehouden. | Privacy Statement | Gedragscode | Algemene Voorwaarden | Auteursrecht