ProfielWie ben ikMijn interessesMijn poëzieBerichtenVriendenBeheer

De betutteling van de Amerikaanse geest

Originele titel: The Coddling of the American Mind

Jonathan Haidt, Greg Lukianoff

De betutteling van de Amerikaanse geest Type: Paperback
Uitgever:
Gewicht: 550 gram
Aantal Pagina's: 512
ISBN: 90-2591-048-3
ISBN-13: 978-90-2591-048-8
Categorie: Mens & Maatschappij
Richtprijs: € 29,99

Korte Inhoud



Provocatief boek over wat politieke correctheid doet met onze geest en het einde van het kritisch denken. Hoe goede bedoelingen en slechte ideeën een generatie verpeste. Auteurs: Jonathan Haidt, Greg Lukianoff

‘Haidt en Lukianoff, belangrijke voorvechters van de vrijheid van meningsuiting, laten diepgaand zien wat er mis is op Amerikaanse universiteiten en hoe we academische idealen weer kunnen herstellen’ – Steven Pinker, auteur van Verlichting NU

Zeer veel studenten worden niet worden niet aan de harde werkelijkheid van het leven voorbereid.  ‘De betutteling van de Amerikaanse geest’ laat zien wat de cultuur van safe spaces aan Amerikaanse universiteiten doet met de geest van studenten. Het sterk doorvoeren van politieke correctheid brengt ons vermogen kritisch na te denken in gevaar. Volgens Haidt en Lukianoff zijn deze universiteiten exemplarisch voor het maatschappelijke debat. Veel dingen mogen niet meer gezegd worden en gaan ondergronds. Het boek analyseert de bedoelingen en ideeën achter deze trend en laat onderbouwd zien wat de effecten hiervan zijn.

- Jonathan Haidt is sociaal en cultureel psycholoog. Hij schreef eerder ‘The Happiness Hypothesis’ en werkt aan een boek over de psychologie van het kapitalisme. ‘Het rechtvaardigheidsgevoel’ is zijn eerste boek dat in het Nederlands is vertaald.
i

Uittreksel


Inleiding

De zoektocht naar wijsheid


Dit is een boek over wijsheid en haar tegenpool. Het boek is voortgekomen uit een reis naar Griekenland die wij (Greg en Jon) maakten in augustus 2016. We hadden samen een artikel geschreven over een aantal ideeën die zich via universiteiten verspreidden. Ideeën waarvan we vonden dat ze schadelijk zijn voor studenten en hun kans om een bevredigend bestaan op te bouwen. Goed beschouwd maken deze ideeën studenten niet wijzer maar minder wijs. Daarom besloten we een boek te schrijven om mensen te waarschuwen voor deze vreselijke ideeën. Om te beginnen leek het ons goed om zelf op zoek te gaan naar wijsheid. We zijn allebei werkzaam op de universiteit en in de afgelopen jaren hadden we herhaaldelijk gehoord over de wijsheid van Misoponos, een hedendaags orakel dat woont in een grot op de noordelijke helling van de berg Olympus, waar hij de oude riten van de cultus van Koalemos voortzet.

We vlogen naar Athene en namen de trein naar Litochoro, een stad aan de voet van de berg. Een reis van vijf uur. De volgende dag bij zonsopgang kozen we een pad dat de Grieken al duizenden jaren volgen om gemeenschap met hun goden te zoeken. We wandelden zes uur over een steil en kronkelend weggetje. Tegen de middag kwamen we bij een kruising. Daar vonden we een bord met de naam misoponos en een pijl die naar rechts wees. Het pad dat afboog naar links zag er onheilspellend uit: het liep omhoog door een smalle ravijn, waar rotsverschuivingen een voortdurend gevaar vormden.

Het pad dat naar Misoponos leidde, was echter heel goed te lopen. Het was vlak en zonder hindernissen – een hele opluchting na de moeizame klim. Het voerde ons via een aangenaam bos vol sparren en dennenbomen naar een sterke houten voetgangersbrug over een diep ravijn. Het pad kwam uit bij de opening van een enorme grot.

In de grot wachtte ons een vreemd tafereel. Misoponos en zijn assistenten hadden een automaat met volgnummers neergezet zoals je soms ziet bij de bakker of de slager. Er stond een hele rij zoekers voor ons. We trokken een nummertje en betaalden 100 euro voor een privé-audiëntie bij de grote wijze man. Daarna voerden we een aantal verplichte reinigingsrituelen uit en wachtten.

Toen we aan de beurt waren, werden we naar een slecht verlichte ruimte achter in de grot geleid, waar een kleine waterbron uit een rotswand borrelde. Het water spatte naar beneden in een grote witmarmeren kom, die enigszins deed denken aan een vogelbadje. Naast de schaal zat Misoponos in een comfortabele stoel die leek op een Barcaloungerfauteuil uit de jaren zeventig. We hadden gehoord dat het orakel Engels sprak, maar toch waren we verrast toen hij ons in perfect Amerikaans Engels begroette met een vleugje van het Long Island-accent: ‘Kom binnen, jongens. Vertel me waar jullie naar op zoek zijn.’

Jon sprak als eerste: ‘O, wijs Orakel, we zijn op zoek naar wijsheid. Wat zijn de diepste en grootste waarheden?’

Greg vond dat we specifieker moesten zijn. Daarom voegde hij eraan toe: ‘We schrijven samen een boek met wijsheid voor tieners, jonge volwassenen, ouders en opvoeders, en we zouden graag uw inzichten doorgeven in een aantal krachtige spreuken, bij voorkeur drie. Gedachten die jonge mensen kunnen helpen om in hun leven het pad van de wijsheid te kiezen.’

Misoponos zat ongeveer twee minuten stil met de ogen gesloten. Toen opende hij zijn ogen en sprak.

‘Deze waterbron is de Bron van Koalemos. Koalemos was een Griekse god van de wijsheid, minder bekend dan Athene, die naar mijn mening wordt overschat. Ook Koalemos heeft heel goede inzichten, als je het mij vraagt – wat je zojuist deed overigens. Goed, laat me je vertellen welke. Ik zal jullie drie bekers met wijsheid inschenken.’

Hij vulde met de waterkan twee kleine albasten bekers en reikte die ons aan. We dronken en gaven hem de bekers terug.

‘Dit is de eerste waarheid,’ zei Misoponos. ‘Wat jou niet doodt, maakt je zwakker. Dus vermijd pijn, vermijd ongemak, vermijd zo veel mogelijk alle slechte ervaringen.’

Jon was verrast. Hij had een boek geschreven getiteld The Happiness Hypothesis, waarin hij oude wijsheid had bestudeerd in het licht van de moderne psychologie. In dat boek had hij een heel hoofdstuk geschreven waarin precies het tegenovergestelde van wat het orakel beweerde onder de loep werd genomen. Een wijsheid die door Friedrich Nietzsche als volgt was verwoord: ‘Wat me niet doodt, maakt me sterker.’ Jon dacht dat er sprake moest zijn van een misverstand. ‘Neem me niet kwalijk, uwe Heiligheid,’ zei hij, ‘maar zei u echt “zwakker”? Er zijn namelijk veel wijsheidstradities die juist beweren dat pijn, tegenslagen en zelfs traumatische ervaringen mensen sterker kunnen maken.’

‘Zei ik “zwakker”?’ vroeg Misoponos. ‘Wacht even... was het zwakker of sterker?’ Hij kneep zijn ogen dicht en dacht diep na. Toen keek hij ons aan en zei: ‘Ja, zeker. Ik bedoelde zwakker. Slechte ervaringen zijn verschrikkelijk! Wie wil zoiets nou? Zijn jullie hiernaartoe gereisd om een slechte ervaring te hebben? Natuurlijk niet. En pijn? Er zijn hier in de bergen vele orakels die twaalf uur per dag op de grond zitten, maar wat levert dat op? Problemen met de bloedsomloop en pijn in de rug. Hoeveel wijsheid kun je de mensen geven als je de hele tijd pijntjes voelt? Daarom kreeg ik twintig jaar geleden deze comfortabele stoel. Waarom ook niet?’ En met de nodige irritatie in zijn stem voegde hij eraan toe: ‘Mag ik mijn verhaal nu afmaken?’

‘Het spijt me,’ zei Jon gedwee.

Misoponos vulde de beker opnieuw. We dronken hem leeg. ‘De tweede wijsheid,’ vervolgde hij. ‘Vertrouw altijd op je gevoel. Twijfel daar nooit aan.’

Nu was het Gregs beurt om verbaasd te reageren. Hij was al jarenlang bezig met cognitieve gedragstherapie, waarin precies het tegenovergestelde werd beweerd: gevoelens zijn vaak misleidend. We kunnen mentaal niet genezen tenzij we vragen stellen bij onze emoties en onszelf bevrijden van een aantal veelvoorkomende cognitieve vervormingen van de werkelijkheid. Maar omdat hij had geleerd om niet meteen te reageren, hield Greg zijn mond en zei niets.

Misoponos vulde de beker opnieuw en we dronken hem leeg. ‘De derde wijsheid: Het leven is een strijd tussen goede mensen en slechte mensen.’

Vol ongeloof keken we elkaar aan. Greg kon niet langer zwijgen: ‘O groot Orakel van Koalemos,’ begon hij aarzelend, ‘kunt u ons dat uitleggen?’

‘Sommige mensen zijn goed,’ zei Misoponos langzaam en luid, alsof hij dacht dat we hem niet hadden gehoord, ‘en sommige mensen zijn slecht.’ Hij keek ons doordringend aan en haalde diep adem. ‘Er is zo veel kwaad in de wereld. Waar komt dat vandaan?’ Hij zweeg alsof hij verwachtte dat we hem zouden antwoorden. We waren sprakeloos. ‘Van slechte mensen!’ riep hij geërgerd. ‘Het is aan jullie en andere goede mensen in de wereld om deze mensen te bestrijden. Jullie moeten strijden voor deugd en goedheid. Je ziet toch hoe slecht en verkeerd sommige mensen zijn. We moeten ze de wacht aanzeggen! Stel een coalitie samen van rechtvaardigen en beschaam die boosdoeners en slechteriken totdat ze hun leven veranderen.’

Jon vroeg: ‘Maar denken zij niet net zo over ons? Hoe weten we dat wij gelijk hebben en dat zij ongelijk hebben?’

Misoponos antwoordde scherp: ‘Heb je dan niets van me geleerd vandaag? Vertrouw op je gevoel. Heb je het gevoel dat je gelijk hebt? Of heb je het gevoel dat je ongelijk hebt? Ik heb het gevoel dat dit gesprek voorbij is. Eruit!’

                                                                                                               • • • • •

Misoponos bestaat niet, en we zijn niet echt naar Griekenland afgereisd om deze drie vreselijke ideeën te horen. Dat was niet nodig, want je komt ze overal tegen: op universiteiten, op middelbare scholen en in veel gezinnen. Deze onwaarheden worden zelden expliciet onderwezen. Ze worden aan jongeren geleerd via regels, praktijken en normen die hun worden opgelegd – vaak met de beste bedoelingen.

Dit is een boek over drie Grote Onwaarheden die de afgelopen jaren wijdverbreid lijken te zijn:

1. De Onwaarheid van Kwetsbaarheid: Wat jou niet doodt, maakt je zwakker.
2. De Onwaarheid van Emotioneel Redeneren: Vertrouw altijd op je gevoelens.
3. De Onwaarheid van Wij tegen Zij: Het leven is een strijd tussen goede mensen en slechte mensen.

Er zijn meer stellingen die onwaar zijn. Maar om te worden geclassificeerd als een Grote Onwaarheid, moet een idee aan drie criteria voldoen:

1. Het is in tegenspraak met oude wijsheid (ideeën die in de wijsheidstradities van vele culturen worden aangetroffen).
2. Het is in tegenspraak met modern psychologisch onderzoek naar menselijk welzijn.
3. Het schaadt de individuen en de gemeenschappen die deze ideeën omarmen.

We willen laten zien hoe deze drie Grote Onwaarheden – en het beleid en de politieke bewegingen die erop zijn gebaseerd – problemen veroorzaken bij jonge mensen, op universiteiten en (meer in het algemeen) in liberale democratieën. Om een paar van deze problemen te noemen: de afgelopen jaren zijn angststoornissen, depressieve klachten en zelfdoding onder tieners sterk toegenomen. Op veel universiteiten is de cultuur in ideologisch opzicht uniformer geworden, waardoor het vermogen van wetenschappers om op zoek te gaan naar de waarheid, en van studenten om te leren van een breed scala aan denkers, in het gedrang is gekomen. Er is zowel uiterst rechts als uiterst links een toenemend aantal extremisten te vinden dat elkaar provoceert en haatgevoelens aanwakkert. Sociale media hebben veel van deze vooroordelen en meningen gefaciliteerd en versterkt, wat heeft geleid tot een zogenaamde ‘call-out-cultuur’, waarin mensen ter verantwoording worden geroepen en worden beschuldigd. Iedereen kan publiekelijk te schande worden gemaakt doordat hij of zij onbedoeld iets zegt wat door een ander als liefdeloos wordt geïnterpreteerd. De nieuwe media stellen mensen in staat om zich terug te trekken in bubbels, waar hun ergste angsten over het kwaad van het andere kamp worden bevestigd en versterkt door extremisten en cybertrollen die tweedracht en verdeeldheid zaaien.

De drie Grote Onwaarheden zijn tot bloei gekomen op de universiteit, maar ze vinden hun oorsprong in eerder onderwijs en in ervaringen uit de kindertijd. Ze strekken zich van de campus nu ook uit naar het bedrijfsleven en de publieke ruimte, waaronder de nationale politiek. Ze verspreiden zich van Amerikaanse universiteiten naar andere universiteiten in de Engelssprekende wereld. Deze Grote Onwaarheden zijn schadelijk voor iedereen. Iedereen die om jongeren, onderwijs of de democratie geeft, zou zich zorgen moeten maken over deze trends.

Hoe dit boek echt is ontstaan

In mei 2014 gingen wij (Greg en Jon) samen lunchen in Greenwich Village in New York City. We hadden afgesproken vanwege een puzzel die Greg de afgelopen twee jaar had proberen op te lossen. Greg is als advocaat gespecialiseerd in het befaamde eerste amendement van de Amerikaanse grondwet. Sinds 2001 strijdt hij voor academische vrijheid en vrijheid van meningsuiting op de campus. Hij doet dat als hoofd van de Foundation for Individual Rights in Education (fire). Fire is een onpartijdige non-profitorganisatie, die zich inzet voor de verdediging van vrijheid, vrijheid van meningsuiting, een behoorlijke rechtsgang, en academische vrijheid in de universitaire wereld.

Tijdens Gregs gehele loopbaan waren het vrijwel altijd bestuurders geweest die opriepen tot censuur op de universiteit. Studenten daarentegen waren meestal degenen die consequent de vrijheid van meningsuiting verdedigden – ja, dat in feite eisten. Maar in de laatste jaren was er iets veranderd. Op sommige universiteiten wordt taal steeds vaker gezien als een bron van gevaar. In de herfst van 2013 hoorde Greg over studenten die eisten dat bepaald lesmateriaal uit cursussen werd verwijderd, omdat het mensen zou ‘triggeren’. In het voorjaar van 2014 berichtten The New Republic en The New York Times over deze trend. Ook bemerkte Greg dat studenten het universiteitsbestuur steeds vaker onder druk zetten om mensen van wie ze de ideeën aanstootgevend vonden, niet uit te nodigen als spreker. En als dat toch gebeurde, gebruikten studenten steeds vaker het zogenaamde ‘heckler’s veto’, waarbij ze uit protest medestudenten verhinderden om de gewraakte lezing bij te wonen of te horen. Het meest zorgwekkend vond Greg echter de verschuiving in de rechtvaardigingsgronden die werden aangevoerd voor deze nieuwe manier van reageren op academisch cursusmateriaal en gastsprekers. Dat was de belangrijkste reden waarom hij met Jon wilde spreken.

In de afgelopen jaren zagen universiteitsbestuurders zich genoodzaakt om zogenaamde speech codes (‘gedragslijnen voor taalgebruik’) op  te stellen om wat zij beschouwden als racistische of seksistische uitingen in te perken. De reden voor deze gedragscodes en het weren van bepaalde sprekers werd echter steeds meer gemedicaliseerd: studenten beweerden dat bepaald spraakgebruik – en zelfs de inhoud van sommige boeken en cursussen – een belemmering vormden voor hun vermogen om te functioneren. Ze eisten bescherming tegen materiaal waarvan ze meenden dat het hun geestelijke gezondheid in gevaar kon brengen omdat het hen zou kunnen ‘triggeren’ of een ‘onveilig’ gevoel zou kunnen geven.

Om een voorbeeld te geven: het ‘kerncurriculum’ (onderdeel van de algemene opleidingsvereisten voor alle studenten) van de Columbia University bevat een cursus genaamd ‘Meesterwerken van de westerse literatuur en filosofie’.  Op zeker moment omvatte deze cursus werken van Ovidius, Homerus, Dante, Augustinus, Montaigne en Woolf. Volgens de universiteit behandelde de cursus ‘de moeilijkste vragen omtrent de menselijke ervaring’. Maar in 2015 schreven vier studenten een essay in het universiteitsblad waarin ze stelden dat studenten ‘zich veilig moeten kunnen voelen tijdens college’ en dat ‘veel teksten uit de westerse canon’ ‘doorspekt zijn met geschiedenissen en verhalen over uitsluiting en onderdrukking’. Deze teksten bevatten ‘aanstootgevend materiaal dat de identiteit van studenten in de klas marginaliseert en dergelijke gevoelens triggert’. Sommige studenten zeiden dat het lezen en bespreken van deze teksten emotioneel zo zwaar was dat de docenten ‘trigger-waarschuwingen’ dienden te geven en ondersteuning moesten bieden aan studenten die hierdoor werden geraakt. (Triggerwaarschuwingen zijn mondelinge of schriftelijke meldingen van een docent waarmee studenten worden gewaarschuwd dat ze geconfronteerd kunnen worden met ideeën die mogelijk kwetsend zijn.) Het was een genuanceerd essay. Het stelde een aantal belangrijke zaken aan de orde zoals de diversificatie van de literaire canon. Maar waren veiligheid en gevaar een nuttig referentiekader om reacties van studenten op literatuur te bespreken? Of veranderde dat kader zelf misschien de reacties van studenten op deze oude teksten, waardoor er juist een gevoel van dreiging en stress kon ontstaan op wat anders slechts als ongemak of afkeer zou zijn ervaren?

Activisme onder studenten is natuurlijk niet nieuw. Studenten proberen al decennialang actief vorm te geven aan hun leeromgeving, bijvoorbeeld toen ze zich in de jaren negentig samen met hun docenten inzetten voor de ‘canonstrijd’ (waarbij werd gepoogd om meer vrouwen en schrijvers van kleur toe te voegen aan de lijsten van ‘dode witte mannen’ die de literatuurlijsten domineerden). Ook in de jaren zestig en zeventig probeerden studenten om sprekers buiten de campus te houden of te voorkomen dat sprekers werden gehoord. Studenten van verschillende universiteiten verzetten zich bijvoorbeeld tegen lezingen van Harvard-bioloog E.O. Wilson, die in zijn publicaties liet zien hoe evolutie vorm gaf aan het menselijk gedrag – waarbij sommige studenten meenden dat zijn onderzoek zou kunnen worden gebruikt om bestaande genderrollen en ongelijkheden te rechtvaardigen. (Een van de aanplakbiljetten van deze protestacties spoorde studenten aan om ‘alles wat lawaai maakt mee te nemen’.) Bij deze protesten speelden gezondheidsargumenten echter geen rol. Ook toen trachtten studenten – net als nu – sprekers te weren waarvan ze dachten dat ze slechte ideeën aanhingen. Destijds beweerden ze echter niet dat studenten mentaal zouden kunnen worden geschaad door het bezoek van bepaalde sprekers of door blootstelling aan hun ideeën. En ze vroegen ook zeker niet van docenten en bestuurders om een meer beschermende houding aan te nemen en hen te behoeden voor de aanwezigheid van bepaalde mensen.

Wat in onze tijd nieuw is bij dergelijke protesten, is het uitgangspunt dat studenten kwetsbare mensen zijn. Zelfs degenen die zelf niet kwetsbaar zijn, beweren vaak dat anderen gevaar lopen en daarom bescherming nodig hebben. Men gaat er niet langer van uit dat studenten sterker worden van de confrontatie met woorden of teksten die ze als ‘triggerend’ ervaren. (Dat is de Onwaarheid van Kwetsbaarheid: Wat jou niet doodt, maakt je zwakker.)

Greg, die zijn hele leven last heeft gehad van aanvallen van depressie, vond dit een uiterst ongezonde benadering van het leven. Bij het zoeken naar een behandeling voor zijn depressieve klachten had hij – samen met miljoenen anderen over de hele wereld – ontdekt dat cognitieve gedragstherapie (cgt) de meest effectieve oplossing is voor dergelijke problemen. cgt leert je het op te merken wanneer je op allerlei manieren verstrikt raakt in ‘cognitieve vervorming’, zoals door ‘catastroferen’ (Als ik zak voor het tentamen, blijf ik zitten en word ik van school gestuurd, en dan krijg ik nooit een baan ...) of door ‘concentratie op het negatieve’ (enkel aandacht besteden aan negatieve feedback en complimenten niet opmerken). Dergelijke vervormde en irrationele gedachtepatronen zijn kenmerkend voor mensen die lijden aan depressie en angststoornissen.

We willen daarmee niet zeggen dat studenten nooit echt fysiek gevaar lopen, of dat hun beweringen over onrecht meestal een voorbeeld van cognitieve vervorming zijn. Wat we bedoelen te zeggen is dat zelfs wanneer studenten reageren op levensechte problemen, ze eerder dan voorgaande generaties geneigd zijn om zich over te geven aan denkpatronen die problemen groter en dreigender maken, waardoor ze moeilijker oplosbaar worden. Een belangrijke ontdekking van vroege cgt-onderzoekers was dat mensen die deze manier van denken afleren, hun depressie en angst meestal zien afnemen. Greg was behoorlijk verontrust toen hij merkte dat sommige studenten in hun reactie op het universitair onderwijs precies hetzelfde patroon van cognitieve vervorming begonnen te vertonen dat hij in zijn eigen therapie had leren ontzenuwen. Waar hadden studenten deze slechte mentale gewoonten geleerd? Zou cognitieve vervorming studenten niet angstiger en depressiever maken?

Natuurlijk is er sinds de jaren zeventig veel veranderd op de campus. Studenten zijn tegenwoordig veel diverser. Als ze aankomen op de universiteit hebben ze vaak al een heel leven van onverdraagzaamheid, armoede, trauma en psychische aandoeningen achter de rug. Docenten moeten rekening houden met die diversiteit, oude vooronderstellingen heroverwegen en nieuwe wegen zoeken om een inclusieve gemeenschap te creëren. Maar wat is de beste manier om dat te doen? Moet het, als we ons zorgen maken over studenten die ernstige dingen hebben meegemaakt in hun leven, onze prioriteit zijn om hen te beschermen tegen sprekers, teksten en ideeën die ze als kwetsend zouden kunnen ervaren? Of werken zulke beschermende maatregelen – hoe goedbedoeld ook – averechts en schaden ze studenten juist?

Alle studenten moeten worden voorbereid op de wereld waarmee ze na de universiteit te maken krijgen. En degenen voor wie die sprong het grootste is – degenen die de grootste kans lopen om zich als een vreemdeling in een vreemd land te voelen – zijn degenen die dat het snelst moeten leren en zich daar het meest voor moeten inspannen.

Recensie

door Tsenne Kikke

In 'De betutteling van de Amerikaanse geest' stellen Jonathan Haidt en Greg Lukianoff dat goedbedoelende volwassenen aan jongeren onbewust schade berokkenen door ze op te voeden op een manier die impliciet drie onwaarheden overbrengt:

        1) De onwaarheid van kwetsbaarheid: wat jou niet doodt, maakt je zwakker.
        2) De onwaarheid van emotioneel redeneren: vertrouw altijd op jouw gevoelens.
        3) De onwaarheid van Ons versus Zij: Het leven is een strijd tussen goede mensen en slechte mensen.

Volgens de auteurs helpt de verspreiding van deze onwaarheden - vooral in de midden- en hogere klassen - het waarom er een piek in de geestelijke gezondheidsproblemen onder jongeren is bereikt, en verklaart eveneens het recente tumult op de campussen van zeer selectieve hogescholen. Maar als ouders en opvoeders van koers veranderen, beweren ze, kunnen ze gelukkiger, gezondere kinderen opvoeden, die betere burgers zullen worden.

"Wat jouw identiteit, achtergrond of politieke ideologie ook is", adviseren de auteurs jonge mensen, "je zult gelukkiger, gezonder, sterker zijn en meer kans hebben om je eigen doelen na te streven" als je drie dingen doet:

   - Zoek uitdagingen "in plaats van alles te elimineren of te vermijden dat 'onveilig voelt'."
   - Bevrijd jezelf van cognitieve vervormingen "in plaats van altijd te vertrouwen op jouw eerste gevoelens."
   - Neem een ??genereus beeld van andere mensen en zoek naar nuance, "in plaats van het slechtste over mensen aan te nemen binnen een simplistische wij-tegen-zij-moraal."

Natuuurlijk verkreeg het boek kritiek, maar dat is van relatief weinig belang. Als de stelling van het boek correct is en de inzichten daadwerkelijk worden overgenomen, kan het misschien veel mensen helpen; als het onjuist is omdat de meeste mensen de inhoud ervan niet zullen waarderen, kan het schade toebrengen - of, een zoektocht naar betere oplossingen belemmeren. Anders gezegd: het is echt belangrijk om de waarheid van zijn beweringen uit te testen.

In net iets meer dan vierhonderd bladzijden wordt met concrete voorbeelden en verifieerbare data uitgelegd dat de samenleving in de ban is geraakt van drie slechte ideeën, zijnde: kwetsbaarheid, vertrouwen op emotioneel redeneren en ‘het leven is een strijd van goede tegen slechte mensen’. Zo wordt de nieuwe generatie aangeleerd dat zogenaamde micro-agressies zelfs fysiek schadelijk kunnen zijn. Daarom mag men op een emotionele manier reageren en worden de campussen opgedeeld in 'daders' en 'slachtoffers'.

In deel 2 tonen Haidt en Lukianoff dat die drie slechte ideeën wel degelijk leiden tot intimidatie, reëel geweld en heksenjachten.

In deel drie vragen ze zich af hoe het zo ver is kunnen komen. Het antwoord op die vraag zoeken ze in de polarisatie, toenemende angst en depressies, paranoïde ouderschap, het verdwijnen van het vrije spelen van kinderen, de vermarkting van het (hogere) onderwijs waar studenten zich meer en meer als te verwennen cliënten beschouwen en een verkeerd begrepen verlangen naar rechtvaardigheid. De huidige generatie is veel meer begaan met sociale dan met economische of politieke rechtvaardigheid, maar erger is dat het nieuwe activisme niet enkel strijdt voor gelijke kansen, maar ook voor gelijke output. Dat is voor Haidt en Lukianoff een brug te ver.

In deel 4 worden oplossingen aangedragen. Die richten zich eerst tot ouders van jongere kinderen. Die moeten af van de ‘nieuwe cultuur van veiligheidsfixatie en wraakzuchtige beschermingsdrang’ (blz.267). Een antifragiele opvoeding is aangewezen. Concreet lezen we dat we het jonge volk best de beginselen van cognitieve gedragstherapie en mindfulness eigen zouden moeten maken en dat we ze moeten laten ravotten. Andere tips zijn geen huiswerk meer in het lagere onderwijs, duidelijke grenzen aan schermtijd op alle leeftijden, een tussenjaar na het secundair onderwijs om zelfstandigheid aan te kweken en het cancelen van de cancelcultuur aan de universiteiten. Diversiteit van standpunten moet opgenomen worden in elk diversiteitsbeleid.

Haidt en Lukianoff hanteren drie psychologische principes: jongeren zijn van nature antifragiel, we zijn allemaal vatbaar zijn voor emotioneel redeneren en bevestigingsbias en we zijn allemaal vatbaar voor dichotoom denken en tribalisme. Met wijsheid leren we op de juiste manier omgaan met deze principes.

Koop dit boek bij


Bestellen
Adverteren
Zoek&Vind
Meer
Spiritualia
Contact
Copyright © 2008-2024 Spiritualia. Alle rechten voorbehouden. | Privacy Statement | Gedragscode | Algemene Voorwaarden | Auteursrecht