ProfielWie ben ikMijn interessesMijn poëzieBerichtenVriendenBeheer

Waarom we de wereld niet rond kunnen krijgen

Frank Meester

Waarom we de wereld niet rond kunnen krijgen Type: Paperback
Uitgever:
Gewicht: 320 gram
Aantal Pagina's: 240
ISBN: 90-2590-915-9
ISBN-13: 978-90-2590-915-4
Categorie: Filosofie
Richtprijs: € 20,99

Korte Inhoud


Iedereen kent de situatie waarin je probeert consequent te zijn, maar tevergeefs. Frank Meester laat zien waarom dat ook niet anders kan. Er is altijd iets wat aan onze principes ontsnapt, hoe we ons best ook doen.

Meester lanceert daarom in dit boek een nieuwe filosofische stroming, namelijk: het inconsequentalisme. Op humoristische én serieuze wijze bouwt hij deze stroming op rondom het idee dat een consistent of consequent verhaal vertellen over het leven niet mogelijk is.

'Waarom we de wereld niet rond kunnen krijgen' is een filosofisch zelfhulpboek dat je helpt om met meer lichtheid in het leven te staan. Voor iedereen die het leven serieus neemt, maar niet té serieus.

‘Een aanstekelijk pleidooi om de al te strakke regie die we over ons leven willen voeren los te laten’ – Abdelkader Benali

- Frank Meester (1970) is filosoof, schrijver en muzikant. Hij publiceert regelmatig in Filosofie Magazine en de Volkskrant. Bij uitgeverij L.J. Veen verscheen eerder zijn boek 'Zie mij. Filosofie van de ijdelheid'. Samen met toenmalig Denker des Vaderlands Marli Huijer schreef Meester 'Goudmijn van het denken'. Het kinderboek 'Hoe voed ik mijn ouders' op dat hij samen met Stine Jensen schreef werd bekroond met een Vlag en wimpel van de Griffeljury.

Uittreksel


Gedurende je leven maak je een verhaal over hoe de wereld in elkaar steekt. Dat heb je stapje voor stapje opgebouwd en bijgeschaafd. Dit verhaal geeft je houvast in het leven. Het stelt je in staat wat je overkomt te begrijpen, het maakt dat je je kunt oriënteren in de wereld en is daarom de basis voor jouw handelingen. Jij bent dus wie je bent door dat verhaal. Hierdoor sta je in de wereld zoals je in de wereld staat. Het is je lievelingsverhaal.

Daarom zijn de meeste mensen in meer of mindere mate conservatief. Als ze eenmaal denken te weten hoe iets zit, willen ze dat graag zo houden. Omdat alles met alles samenhangt, voelt het al als een bedreiging als er maar een klein dingetje niet blijkt te kloppen. Ik vermoed dat de wiskundige Hilbert uit hoofdstuk 1 een dergelijke angst wilde bedwingen toen hij op zoek ging naar een logisch systeem om de wiskunde mee te onderbouwen.

Wat de één met wiskunde heeft, heeft de ander met taal. Denk aan de aanpassing van de schrijfwijze van woorden die zo af en toe wordt doorgevoerd om ervoor te zorgen dat de spreektaal en de schrijftaal niet te ver uit elkaar lopen. Bij elke verandering komt telkens veel weerstand op.

Mensen hebben op school geleerd dat ‘pannekoek’ de juiste schrijfwijze is, en dan besluit de Nederlandse Taalunie dat het voortaan ‘pannenkoek’ moet zijn, met een n voor de k, omdat het makkelijker is alle samengestelde woorden met een n te schrijven. Dan kun je zeggen: het gaat om bijna niets, slechts een n, maar die n is voor menigeen veel meer dan niets. Die afwezige n is onderdeel van hun identiteit. Als die n er opeens bijkomt, staat hun hele wereld op z’n kop. Want alles hangt met alles samen.

Dat begrijpt het inconsequentialisme goed. Zoals ik eerder schreef wil het inconsequentialisme een milde leer zijn. Een leer die troost biedt en tweevoeters helpt om te gaan met de moeilijkheden van het leven, of het nu om ogenschijnlijk kleine dingen gaat als de aanwezigheid van een n op een plek waar die voorheen niet was of om iets veel ernstiger als het wegvallen van een geliefde of de ondergang van de planeet aarde. Het inconsequentialisme neemt al die zaken serieus.

Dingen veranderen in het leven. Dat is soms niet fijn (soms ook wel). Daarom proberen we krampachtig om een consistente wereldvisie te hebben die vastigheid biedt als de dingen om ons heen bewegen. Het probleem is dat juist die dingen die veranderen het grote verhaal dat zekerheid geeft weer een beetje ondermijnen. Tel daar nog bij op dat zo’n omvattend verhaal niet bestaat en het ons (hoogstwaarschijnlijk) nooit lukt om het geheel onder één noemer te brengen, en we komen tot de kern van het probleem waar dit boek in het algemeen over gaat en dit hoofdstuk in het bijzonder.

Wat een fijne muziek en je kunt er ook nog prima doorheen praten'

Tijdens mijn studie filosofie was muziek maken mijn bijbaantje en ook daarna kon ik er redelijk van rondkomen. Het waren alleen niet de optredens waar ik van gedroomd had. Geen zwoele cafés waar het publiek aan mijn lippen hing, eerder recepties in bedrijfspanden waar we verscholen in een hoekje onze setlist afwerkten. We waren niet meer dan muzikaal behang.

Af en toe kwam er iemand naar ons toe in de pauze met vragen als: ‘vinden jullie het niet vervelend dat er niemand klapt?’, of ‘wat een fijne muziek maken jullie, en je kunt er nog prima doorheen praten’, of: ‘je denkt misschien dat jullie muziek niet opvalt, maar je mist het toch als jullie stoppen.’

Maar langzaamaan veranderden de optredens van karakter. We gingen af en toe wat meer op de voorgrond spelen: concertjes in theaters en op jazzfestivals. Dan stond je ineens op een podium, luisterde het publiek aandachtig en kwamen er in de pauze en na afloop mensen naar ons toe, met heel andere vragen.

Ze wilden dat we onze cd’s signeerden en dat we met hen op de foto gingen. We voelden ons opeens helden. Al was het maar voor even. Want als we de volgende dag weer op een receptie speelden, werden we als vanouds behandeld als behang, terwijl we dezelfde muziek maakten als de dag ervoor.

Of muziek aanslaat of niet is blijkbaar van meer factoren afhankelijk dan alleen de kwaliteit van de uitvoering. Dit was ook de uitkomst van een inmiddels zeer bekend experiment dat Joshua Bell deed in 2007 in opdracht van de Washington Post.

Deze beroemde concertviolist speelde drie kwartier op zijn Stradivarius, hij deed dat alleen niet in de concertzaal, maar in een metrostation in Washington, en in plaats van een zwart pak, droeg hij een spijkerbroek en een baseballpetje. Van de ruim duizend voorbijgangers waren er slechts zeven die bleven staan om te luisteren. De rest liep onaangedaan verder.

Het publiek moet afgestemd worden – door een podium, door schijnwerpers, door een lovende aankondiging, door mooie kleren, door een bekende naam. Pas wanneer de muziek een engagement aangaat met de omgeving, kan ze effect hebben op de luisteraar.

Je zou het experiment ook kunnen omdraaien. Je heist een gemiddelde straatmuzikant in een chique pak, zet hem op een groot concertpodium en vertelt het publiek dat het Joshua Bell is. Waarschijnlijk zouden mensen bijzonder onder de indruk zijn van het concert. Wanneer de setting goed is, ben je al snel geraakt.

Recensie

door Tsenne Kikke

De aankondiging van dit boek verscheen eveneens op onze frontpagina.

Koop dit boek bij


Bestellen
Adverteren
Zoek&Vind
Meer
Spiritualia
Contact
Copyright © 2008-2024 Spiritualia. Alle rechten voorbehouden. | Privacy Statement | Gedragscode | Algemene Voorwaarden | Auteursrecht