ProfielWie ben ikMijn interessesMijn poëzieBerichtenVriendenBeheer

Engelenbrood

Originele titel: The Bread of Angels

Stephanie Saldana

Engelenbrood Type: Paperback
Uitgever: Ten Have
Gewicht: 495 gram
Aantal Pagina's: 352
ISBN: 90-259-6053-7
ISBN-13: 978-90-259-6053-7
Categorie: Romantiek
Richtprijs: € 22,5

Korte Inhoud


Betoverende memoires van een jonge vrouw in Damascus, waar zij de figuur van Jezus in de islam bestudeert, vlucht naar een oud klooster in de woestijn om te genezen van haar verleden, en onverwacht verliefd wordt op een jonge Franse monnik.

In 2004 reist de 27-jarige Stephanie Saldaña naar Damascus (Syrië) voor een wetenschappelijke studie: zij gaat de rol van Jezus in de islam bestuderen. Maar een ander, dieper motief voor haar reis is haar gebroken hart.
Het is niet de beste tijd voor een Amerikaanse in het Midden-Oosten; de Verenigde Staten zijn net Irak binnengevallen, vluchtelingen stromen naar Damascus, en geruchten doen de ronde dat Syrië het volgende doelwit van de Amerikanen zou zijn.

Ellendig en eenzaam verlaat Stephanie Damascus om een bezoek te brengen aan een oud christelijk klooster, uitgehakt in steile rotsen. In deze prachtige, sobere omgeving wordt zij geconfronteerd met haar wankelende geloof en ontmoet ze Frederic, een jonge Franse monnik. Samen beginnen zij aan het onderzoek van de mysteries waardoor christendom en islam verweven zijn geraakt. Dan realiseert Stephanie zich langzaam dat zij God weer gevonden heeft. En dat ze verliefd is op Frederic. Maar kiest Frederic voor God of voor Stephanie?



Stephanie Saldaña groeide op in Texas en studeerde aan Harvard Divinity School. Door haar fascinatie voor de islam en het vroege christendom woonde zij in verschillende steden in het Midden-Oosten, onder meer een jaar in Beiroet, waar zij werkte voor de Engelstalige krant 'The Daily Star'. Ze is wetenschapper én won verschillende prijzen voor haar poëzie. Tegenwoordig woont ze in Jeruzalem.

Uittreksel


Blz. 11 - September 2004

Ik heb eindelijk een huis gevonden in Damascus. Met huis bedoel ik een kamer in een huis - in dit geval mijn hoogsteigen hoekje in een majestueuze, drie verdiepingen tellende Ottomaanse kolos die ik begin vorige week toevallig ontdekte toen ik, op zoek naar woonruimte, in de christelijke wijk van de Oude Stad langs de deuren ging. Mijn huis lag zo goed verborgen achter een hoge muur dat het al een geluk was dat ik het zag. Maar vanuit mijn kamer binnen die ommuring kan ik de hele buitenwereld horen: kerkklokken die luiden en de oproep tot gebed die vanaf verre moskeeën door de lucht wordt meegevoerd, de roddelende buurvrouw en buurman en de verkopers hier vlakbij die de prijs van hun waren uitroepen. Iedere morgen doen mijn buren hun was met de hand in onze enige, gemeenschappelijke marmeren fontein en 's middags zie ik vanuit mijn raam hoe de binnenplaats vol hangt met hun overhemden; sommige zijn aan de armen opgehangen, andere omarmen met wijd open mouwen het licht.

Toen ik tien dagen geleden vanuit Boston naar Damascus kwam, bezat ik weinig meer dan twee zwarte koffers op wieltjes, een verouderde reisgids van Syrië en een bescheiden aantal studieboeken klassiek Arabisch. Ik had geen enkele vriend in de stad, geen woning en zelfs geen concreet plan wat ik het komende jaar met mijn leven wilde doen. Ik had ook geen idee hoe ik me op de lokale woningmarkt moest gedragen en zodoende deed ik het enige wat ik onder die omstandigheden kon verzinnen: ik klopte op iedere deur in de wijk Bab Touma en vroeg aan mensen die ik totaal niet kende of ze een jong, eenzaam Amerikaans meisje een jaar lang onderdak wilden verlenen.

Het was begin september; de zomerhitte brandde nog op de straatkeien en liet ze verblindend, bijna wit, stralen. Ik liep dicht langs de muren, waar de balkons en de muren van de huizen aan de overkant soms nog een smal strookje schaduw produceerden dat mij wat bescherming gaf terwijl ik van deur tot deur ging. Ik kwam in een buurt vlak bij de Rechte Straat terecht, de beroemde straat waar Paulus zijn toevlucht zocht nadat hij op weg naar Damascus door een helder licht blind was geworden. Tweeduizend jaar later leek het hier meer op Istanbul dan op het oude Rome: het was een doolhof van piepkleine steegjes en een slordige massa oude huizen die zo dicht op elkaar stonden dat de daken met hun rode dakpannen elkaar overlapten. Achter de muren langs de stegen waren alleen de topjes van de huizen zichtbaar en hoewel je af en toe een paar ramen zag, was het onmogelijk te zien of er zich achter een bepaalde deur een piepklein appartement of een paleis verschool.

Ik had al de hele dag lopen zoeken, maar aan het eind van de middag nog steeds niets gevonden. Een aantal oude vrouwen hadden me botweg geweigerd - en dat is wel begrijpelijk als er op het hoogtepunt van de oorlog tegen Irak een Amerikaanse op je deur klopt en je om een gunst vraagt. Twee andere vrouwen, die me hun huizen wel wilden laten zien, gingen me voor een oeroud Ottomaans huis in, dat eruitzag alsof het de afgelopen honderd jaar niet was gerenoveerd. Een klein, raamloos kamertje, in zijn vorige leven duidelijk een werkkast geweest, was leeggemaakt om net genoeg ruimte te creëren voor een arme, wanhopige student. In het tweede huis moest het enige toilet met alle bewoners gedeeld worden, en volgens mij waren dat er minstens tien.

Tegen de tijd dat ik door een naamloos steegje terugsjokte naar de hoofdstraat, had ik de moed helemaal verloren. Ik stond op het punt terug te gaan naar mijn slonzige hotel en de zoektocht voor de rest van de middag op te geven. En als er op de deur voor me niet een mysterieus wit bord met de Engelse woorden 10 Downing Street had gehangen, had ik waarschijnlijk niet eens aangeklopt. De rest van het huis lag compleet verborgen, met uitzondering van een slecht geverfde, bruine dubbele deur en een ijzeren lantaarn, een stel deurbellen waarvan de draden zichtbaar waren en waarbij onleesbare Arabische namen stonden en dat ene, verlokkelijke bord met het adres van de Britse premier.

En dus klopte ik aan.

Recensie

door Tsenne Kikke
'Ik ben begonnen naar hem te kijken.' De lezer is al bijna halverwege het boek als de jonge Franse monnik Frédéric serieus in beeld komt. Het duurt dan nog bijna tweehonderd bladzijden voordat Frédéric serieus een besluit genomen heeft over de vraag of hij kiest voor God of voor Stephanie. Engelenbrood (2010), de autobiografie van de jonge Amerikaanse schrijfster Stephanie Saldana waarin zij verslag doet van haar verblijf in Syrië, is een oneigentijds liefdesverhaal. Maar het beschrijft ook de religieuze spanningen en conflicten in een land dat bekendstaat als de bakermat van het christelijke geloof. En het beschrijft de spirituele ontwikkeling die Stephanie met veel vallen en opstaan doormaakt.

Retraite

Op het omslag wordt Engelenbrood wel vergeleken met Eten, bidden, beminnen, het boek waarmee de Amerikaanse schrijfster Elizabeth Gilbert enkele jaren geleden furore maakte en dat inmiddels verfilmd is. De vergelijking ligt voor de hand. Net als Eten, bidden, beminnen betreft Engelenbrood het waargebeurde verhaal van een vrouw die na het stranden van een liefdesrelatie op reis gaat. Een reis naar een ver en vreemd land waarvan de taal geleerd en de mores begrepen moet worden. Een reis ook die symbool staat voor een innerlijke zoektocht. Beide vrouwen gaan tijdens hun reis bovendien in retraite. Elizabeth, 'Liz', in een ashram in een klein dorpje in het binnenland van India; Stephanie in een oeroud klooster in de woestijn tussen Irak, Israël en Libanon.

Zelfspot en wanhoop

Engelenbrood zal best geïnspireerd zijn door het succesvolle Eten, bidden, beminnen. Op dezelfde wijze als The Da Vinci Code (2003) van Dan Brown een ware stroom van reli-detectives losmaakte. Maar na lezing springen vooral de verschillen tussen de twee memoires in het oog. Zo ontbreekt bij Saldana het smeuïge up tempo ritme dat Gilbert wel hanteert en dat zo karakteristiek is voor veel Amerikaanse populaire non-fictie; Saldana's boek is bedachtzamer, op het trage af soms. En anders dan Liz, die blijk geeft van zelfspot en zelfrelativering, is Stephanie vaak wanhopig en twijfelt zij over veel meer zaken dan alleen de liefde. Engelenbrood is in veel opzichten het verslag van een diepe identiteitscrisis van een gevoelige jongvolwassene. Met alle onzekerheden, verlangens en angsten van dien.

Geestelijke Oefeningen

Engelenbrood bestaat uit vier delen: 'De gevallen wereld', 'Menswording', 'Kruisiging' en 'Opstanding'. De titels zijn ontleend aan de vier stadia uit de Geestelijke Oefeningen van Sint Ignatius van Loyala (1491-1566), de stichter van de jezuïetenorde. In het eerste deel reist Stephanie met een Fulbright-beurs naar Damascus, de hoofdstad van Syrië, om Arabisch te leren. In het tweede deel gaat ze op retraite in het Mar Moesa al-Habasji-klooster. In het derde deel keert ze terug naar Amerika om haar familie voor te bereiden op haar besluit om non te worden. In het vierde deel ontplooit zich de relatie met de jonge monnik Frédéric serieus, een 21ste-eeuwse Franciscus van Assisi die zich met hart en ziel wijdt aan zijn roeping als geestelijke; onbereikbaarder kan een geliefde waarschijnlijk niet zijn.

Dapper

Saldana schreef met Engelenbrood een eerlijk boek. Tamelijk nietsontziend laat ze zien dat dapperheid niet haar grootste deugd is en dat ze uit angst telkens op de vlucht slaat. Zo vlucht ze weg bij haar moeder, bij het gezin en bij bijna al haar geliefden. In feite is ze voortdurend op de vlucht voor haar gewelddadige familieverleden waarop volgens haar een vloek rust; haar grootmoeder was manisch-depressief en pleegde op relatief jonge leeftijd zelfmoord; haar grootvader werd op gruwelijke wijze vermoord, en haar tante kwam om bij een noodlottig ongeval. Een verleden waar ze pas tijdens haar retraite mee in het reine komt.

Overvol

Engelenbrood is een overvol boek. Elk van de verhaallijnen zou op zichzelf al een boek waard zijn. Samen in een boek zitten ze elkaar in de weg en houden ze enerzijds de verhaalontwikkeling tegen terwijl je anderzijds juist meer van het een of ander had willen weten. Over de Koran bijvoorbeeld. Of over de geschiedenis van Damascus; de stad waar Saulus naar op weg was toen hij een visioen kreeg en zich bekeerde tot het christendom en Paulus werd. Of over het familieverleden van Saldana, wier wortels in Mexico liggen.

Oorlog

Confronterend is haar verslag over de politieke situatie het Midden-Oosten. Saldana ziet van nabij wat langdurige etnisch-religieuze spanningen in een regio doen met de bewoners. Hoe ontwrichtend een permanente oorlogsdreiging en een continue stroom van vluchtelingen (Palestijnen, Koerden, Irakezen, Aramezen) zijn voor een stad en een land. Ze schetst een mooi contrast tussen de heersende anti-Amerikaanse sentimenten aan de ene kant en de hartverwarmende gastvrijheid aan de andere kant. 'We zijn niet tegen Amerikanen', verklaart een van haar gesprekspartners op een gegeven moment, 'We zijn tegen de Amerikaanse regering.' En dus is Saldana, ook al is zij Amerikaans en christen, overal welkom. Zelfs in de madrassa, de koranschool, waar ze op een gegeven moment Engelse les geeft aan moslimmeisjes.

Mystiek proza

Een van de redenen om Saldana te lezen was de aanbeveling dat zij er met Engelenbrood in geslaagd zou zijn om mystiek proza te schrijven. Dat maakt nieuwsgierig; er schrijven genoeg mensen over religie, maar slechts weinig schrijvers weten een religieuze ervaring daadwerkelijk in proza te vangen zodat de lezer hetzelfde ervaart. Graham Greene kon dat. En tegenwoordig Marilynne Robinson. Saldana slaagt daar bij vlagen in, met name in de brieven die ze schreef aan Frédéric, waarvan zij er enkele in het boek heeft opgenomen.

Genre

Doet Saldana's taalgebruik over het algemeen wat overdreven en zijig aan, in haar brieven komt die stijl wel tot haar recht. Alsof het genre van de brief, in zekere zin een getuigenisdocument, zich veel beter leent voor een uiteenzetting met een zo persoonlijk onderwerp als religie. Mede met het oog daarop is het jammer dat de schrijfster in Engelenbrood gekozen heeft voor het (commercieel interessantere) autobiografische verslag, en niet voor een intieme, literaire briefwisseling. Daarmee hadden zij en Frédéric wellicht kunnen uitgroeien tot een eigentijdse Héloïse en Abélard. Dat zou van haar boek pas echt een gedurfde exercitie hebben gemaakt.


Liesbeth Eugelink (1970) is schrijver, essayist en criticus. Zij publiceerde onder meer in De Groene Amsterdammer, NRC Handelsblad en Trouw. In 2007 verscheen van haar 'Niets in mij gelooft dat' (Ten Have), over (het taboe op) religie in de moderne Nederlandse literatuur. www.liesbetheugelink.nl
Adverteren
Zoek&Vind
Meer
Spiritualia
Contact
Copyright © 2008-2024 Spiritualia. Alle rechten voorbehouden. | Privacy Statement | Gedragscode | Algemene Voorwaarden | Auteursrecht