ProfielWie ben ikMijn interessesMijn poëzieBerichtenVriendenBeheer

Het begin van alle dingen

Originele titel: Der Anfang aller Dingen

Hans Küng

Het begin van alle dingen Type: Paperback
Uitgever: Ten Have
Gewicht: 385 gram
Aantal Pagina's: 234
ISBN: 90-259-5890-7
ISBN-13: 978-90-259-5890-9
Categorie: Religie
Richtprijs: € 22,25

Korte Inhoud


De bekende theoloog Hans Küng geeft een prachtig overzicht van de huidige stand in het debat religie-natuurwetenschap. Glashelder wijst hij beide domeinen hun grenzen.

Het geloof in de wetenschap kan niet onbeperkt zijn. Natuurwetenschap kan immers geen wereldbeschouwing leveren. Maar ook de mogelijkheden van religie en theologie kennen hun grenzen, toont Hans Küng aan.

Hij pleit voor een kritisch-constructieve interactie tussen natuurwetenschap en religie, waarin beide hun eigen kracht en sfeer behouden. In dit boek verwerkt hij veel moderne wetenschappelijke inzichten, bijvoorbeeld uit het hersenonderzoek.

Een boek zoals alleen Küng het kan schrijven: helder, gedetailleerd, integer, met verrassende verbanden en inzichten. Hij bouwt zijn betoog vanaf de kale grond op. Daardoor is het ook voor leken goed te volgen.

Uittreksel


Blz. 7: Er zij licht!

'Er zij licht!': zo schrijft de Hebreeuwse Bijbel zijn eerste zinnen over het 'begin' van 'hemel en aarde'. 'Woest en doods' was de aarde: 'duisternis lag over de oervloed, maar Gods geest zweefde over het water'. Vóór alle andere dingen, nog vóór zon, maan en sterren, werd het licht geschapen. Sterker dan alle woorden het kunnen uitdrukken, beter ook dan Michelangelo het in de Sixtijnse Kapel aanschouwelijk kon maken, heeft Joseph Haydn het in zijn oratorium De schepping tot klinken gebracht: met de verrassende fortissimo-omslag van het hele orkest van het donkere e-mineur naar het stralend triomfantelijke C-majeur werd het Bijbelwoord over het licht om zo te zeggen muzikaal opnieuw geschapen.

Maar, zal de natuurwetenschapper mij vragen, gelooft u dan in alle ernst, zoals veel fundamentalisten in Amerika en daarbuiten, dat de Bijbel de oervraag van de kosmologie - waar komt dat alles vandaan? - voor ons beantwoordt? Verdedigt u misschien zo'n naïef-onverlicht Bijbelgeloof in een antropomorfe God, die de wereld zelfs in zes 'dagen' geschapen heeft? Zeker niet: ik zou de Bijbel ernstig, maar juist daarom niet letterlijk willen nemen.

'Er zij licht!': dat was met recht ook het parool van de 'ver-lich-ting', die van Engeland (`Enlightenmerd) en Frankrijk (les Lumières') uitging en de mens met behulp van de rede wilde helpen 'zijn zelfverschuldigde onmondigheid te verlaten' (I. Kant). Verlichters waren al die vrome zogenaamde lichtvrienden', die zich ook in de Kerk al vroeg inzetten voor vrij onderzoek en voor aan het verstand en aan de tijd aangepaste verkondiging, zonder dwang en geestelijke bevoogding. En zij hadden aan hun zijde die postcopernicaanse natuurwetenschap, die in het proces van de Kerk van Rome tegen Galileo Galilei ten slotte de zege behaald had. Niet terug dus achter Copernicus en Galilei, achter Newton en Darwin!

Maar moet ik nu op mijn beurt de natuurwetenschapper vragen: heeft niet ook menigmaal de verlichte rede ons misleid? Heeft ze met al haar zegenrijke vorderingen niet ook steeds moorddadiger wapentuig gecreëerd? Heeft ze niet vaak de natuurlijke grondslagen van het leven verwoest, zodat tegenwoordig veel mensen ongerust zijn over de toekomst van onze aarde? Ja, er bestaat een dialectiek van de Verlichting, zoals door Max Horkheimer en Theodor W. Adorno scherpzinnig geanalyseerd, een omslag van de natuurwetenschappelijk-technische rede in onredelijkheid. Of is er misschien toch geen ander zicht op de dingen nodig dan alleen dat van de natuurwetenschap?

'Er zij licht!': dat had ook Albert Einstein kunnen zeggen toen hij de snelheid van het licht als de grote constante vaststelde, om op deze grondslag zwaartekracht, ruimte en tijd te 'relativeren'. Einstein, die met een beroep op 'ketters' als Democritus, Franciscus van Assisi en vooral Spinoza een dogmavrije 'kosmische vroomheid' verdedigde die 'geen God kent die naar het beeld van de mens gedacht zou zijn. Deze kosmische vroomheid is volgens hem 'de sterkste en edelste drijfveer van het wetenschappelijk onderzoek': 'Wat een diep geloof in de redelijkheid van het wereldbouwwerk en wat een verlangen naar het begrijpen, zij het ook maar van een geringe afglans van de in deze wereld geopenbaarde rede, moest er in Kepler en Newton levend zijn, dat zij het mechanisme van de hemelmechaniek in de eenzame arbeid van vele jaren konden ontwarren (...) Alleen wie zijn leven aan dergelijke doelen gewijd heeft, bezit een levende voorstelling van wat deze mensen bezield heeft en hun de kracht gegeven heeft, ondanks ontelbare mislukkingen aan het doel trouw te blijven. Het is de kosmische religiositeit die zulke krachten schenkt.' Ik weet het: niet iedere natuurwetenschapper koestert een kosmische religiositeit, en in dit boek zal zeker noch deze, noch een andere religiositeit opgedrongen worden. Maar ook natuurwetenschappers zouden zich, als ze méér willen zien dan hun eigen begrensde blikveld, minstens uitgedaagd kunnen voelen door de vraag van de religie.

'Er zij licht!': ook dit boek zou in bescheiden omvang licht willen brengen - het licht willen doorgeven dat de grandioze resultaten van vooral de natuurkunde en de biologie werpen op het begin van wereld, leven en mens; licht, zoals op volkomen andere wijze net als vroeger het eigentijds verstane getuigenis van de Bijbel het uitstraalt; licht, zoals in deemoedig zelfbewustzijn een verlichte filosofie en theologie het thans de mens kan brengen. Intellectuele integriteit is bij zo'n bijdrage belangrijker dan dogmatische conformiteit, dan kerkelijke of seculiere correctness.

Toch is dit een moeilijke onderneming. Want in de laatste decennia is het onderzoek in de natuurwetenschappelijke kosmologie, biologie en antropologie zo razendsnel vooruitgegaan en zo omvangrijk geworden, dat zeker een 'vreemdeling in het vak' het nauwelijks nog kan overzien. Dit geldt vaak zelfs voor natuurwetenschappers. In ieder geval heeft een van de groten in de natuurkunde het dilemma van een universele benaderingswijze al vroeg geformuleerd en slechts 'de ene uitweg' gezien: 'dat sommigen van ons zich aan het overzicht van feiten en theorieën wagen, ook al stamt hun kennis gedeeltelijk uit de tweede hand en is het onvolledig - en lopen ze gevaar zich belachelijk te maken.' Dat schreef in zijn boek Wat is leven? de man die de levende cel met de ogen van een fysicus begon te bekijken, de grondlegger van de golfmechanica en Nobelprijswinnaar van 1933 Erwin Schrödinger. Moge de lezer zijn verontschuldiging welwillend ook als de mijne accepteren.

Wil men in grote samenhangen denken en bij al het noodzakelijk specialisme het geheel niet uit het oog verliezen, dan is een filosofisch-theologische basiskennis nodig. Daar wil mijn boek in geconcentreerde vorm aan bijdragen. Overbodig op te merken dat ik daarbij op al datgene teruggrijp wat ik in vijf decennia bestudeerd, gedoceerd en gepubliceerd heb en wat mij nu mogelijk maakt een bewust klein gehouden boek te schrijven. Ik wil niet alleen graag voor actuele natuurwetenschappelijke thema's verdere kennis ophopen, maar ook op natuurwetenschappelijke grondvragen een, zo hoop ik, coherent en overtuigend antwoord geven. Het culmineert in een gedeelte over het beginstadium van het menselijk ethos, wat aantoont dat ook dit boek in de context van het Project Wereldethos zijn plaats heeft.

Recensie

door Tsenne Kikke
De verhouding tussen geloof (of theologie) en natuurwetenschappen is een onophoudelijke bron van inspiratie voor theologen en natuurkundigen. Küng publiceerde dit boek al in 2005, maar nu is het dan in vertaling beschikbaar.

Hij geeft op heldere wijze standpunten en bevindingen uit de kosmologie, biologie en antropologie weer. Daarbij stelt hij ook zijn vragen. Zo wil hij weten waar de materie van de oerknal vandaan komt, iets waar kosmologen geen antwoord op hebben.

Hij geeft kritiek op de aanname van dubieuze veronderstellingen. Zo toont hij aan dat wetenschappelijk verkregen inzichten niet absoluut, maar relevant zijn. In het kader van die wetenschappelijke inzichten bespreekt hij op uiterst originele wijze de vraag hoe God en Goddelijk ingrijpen hierin te passen zijn.

Hij brengt dus geen boedelscheiding tussen wetenschap en theologie aan, maar tracht binnen het kader van die twee disciplines zijn visie in te bouwen, zodanig dat de twee wetenschappen ook met elkaar gaan corresponderen. Zo ontstond een boeiende visie van de grote Zwitserse theoloog (1928).

- Wim Kleisen -

Een uitdagend boek, waar we een thema aangereikt krijgen die eigenlijk niet vaak genoeg wordt aangevat, namelijk de situatie en de verhouding tussen het geloof en de wetenschappen. Vaak zit je met een verzoening dat niet kan worden bewerkt tussen water en vuur. En even vaak wordt dit dan ook gekleurd door de auteur, die veeleer zijn eigen invalshoek en overtuiging zal doen gelden in de stellingen die hij aanbrengt.

Dit boek brengt een globaler overzicht en een duidelijke aflijning van de rol en de plaats van deze domeinen... Hoe kan je deze beide domeinen gaan verzoenen, of hoe verhouden deze domeinen zich tegenover mekaar? Dit is geen evident gegeven, maar de auteur kennen we reeds vanuit andere werken, en ook deze keer weet hij zijn visie en analyse te brengen op een heldere en verstaanbare manier, waarop ook een leek beroep kan doen om op een intelligente manier te genieten van een uitdagende lectuur, die je iets bijbrengt en je aan het denken zal weten te zetten.

Op een hoogstaande manier krijgen we dit debat tussen de wetenschappelijke kennis en het geloof aangereikt, op een kritische manier, en met een ingesteldheid van verzoening, waarin op een klare wijze ook de afbakening en het inspelen op mekaar wordt aangebracht. Bijzonder interessant en uitdagend.
Adverteren
Zoek&Vind
Meer
Spiritualia
Contact
Copyright © 2008-2024 Spiritualia. Alle rechten voorbehouden. | Privacy Statement | Gedragscode | Algemene Voorwaarden | Auteursrecht