ProfielWie ben ikMijn interessesMijn poëzieBerichtenVriendenBeheer

De akkers van Pandora

Originele titel: Pandora's Seed

Spencer Wells

De akkers van Pandora Type: Paperback
Uitgever: Uitgeverij Contact
Gewicht: 440 gram
Aantal Pagina's: 318
ISBN: 90-254-8317-8
ISBN-13: 978-90-254-8317-3
Categorie: Evolutieleer
Richtprijs: € 24,95

Korte Inhoud


Terrorisme, pandemieën, en klimaatverandering - wat is de overeenkomst tussen deze drie? Voor het antwoord op deze vraag moeten we maar liefst tienduizend jaar terug, naar de eerste akkers in het Westen waar graan werd verbouwd en naar de vroegste rijstplantages van het Oosten. Vanaf dat moment is de manier waarop onze soort leeft, radicaal veranderd. Tot die tijd waren we jagers-verzamelaars, altijd op zoek naar voedsel. Vanaf dat moment begonnen we met landbouw en veeteelt, en vooral het 'samenleven' met dieren had grote gevolgen. Spencer Wells neemt ons mee op een geschiedenis van de laatste 10.000 jaar waarin hij laat zien hoe homo agriculturus zich ontwikkelde, wat de gevolgen zijn van onze nieuwe levenswijze en speculeert over wat ons nog staat te wachten.

Uittreksel


Blz. 29: Over het algemeen beschouwen we natuurlijke selectie als een uiterst langdurig en traag proces. Darwin en andere evolutiebiologen dachten over het algemeen dat natuurlijke selectie zich voltrok in de loop van miljoenen jaren, doordat een bepaalde nieuwe eigenschap een klein voordeel met zich meebracht en daarmee langzaam terrein won op zijn minder succesvolle rivalen. Survival of the fittest - een uitdrukking die niet van Darwin afkomstig is maar van de negentiende-eeuwse socioloog Herbert Spencer - had betrekking op de geleidelijke accumulatie van genetische varianten die er uiteindelijk toe leidde dat een bepaalde soort beter aangepast raakte aan zijn omgeving. In onderzoek dat was gedaan op de proefdiertjes die bij dit soort onderzoek over het algemeen gebruikt worden, zoals bacteriën of fruitvliegjes, was het selectieve voordeel over het algemeen berekend op een fractie van een procent, wat inhield dat organismen die over de geselecteerde eigenschap beschikten, duizenden generaties nodig hebben gehad om aanwijzingen voor natuurlijke selectie te vertonen, of met andere woorden: om zo'n wijdverbreid kralenpatroon te vertonen. Dat Pritchard honderden gevallen van selectie had gevonden die zich hadden voorgedaan in de loop van de afgelopen tienduizend jaar - wat niet meer is dan ongeveer driehonderdvijftig menselijke generaties - impliceerde dat onze soort in de loop van de tijd onderhevig was geweest aan een zeer sterke selectiedruk.

Wat zou de oorzaak geweest kunnen zijn van deze enorme veranderingen in ons genoom? Pritchard merkte snel op dat zijn methode misschien wel een bepaalde vertekening ten gunste van deze resultaten vertoonde, maar voegde daaraan toe dat hij nog steeds allerlei analyses verrichtte en dat die telkens weer bevestigden dat zich in deze periode meer selectie heeft voorgedaan dan daarvoor. Zijn resultaten zijn sindsdien door andere onderzoekers bevestigd, wat erop lijkt te wijzen dat deze periode inderdaad een significant aantal veranderingen in ons genoom heeft voortgebracht. Om te begrijpen waarom deze gebeurtenissen zich in zo'n korte tijd hebben voorgedaan, moeten we onze blik elders richten, buiten ons DNA, op de stenen en botten van de paleoantropologie.

Het belang van het buigpunt

Onze soort is een betrekkelijke nieuwkomer op het terrein van de biologie. Haaien en degenkrabben worden al aangetroffen in fossielen van meer dan honderd miljoen jaar geleden, maar de familie van de hominiden - die bestaat uit apen die net zoals wij rechtop lopen - verschijnt pas vijf miljoen jaar geleden. Ons genus Homo verschijnt zelfs nog later, ongeveer 2,3 miljoen jaar geleden, met de eerste hominide die over grote hersenen beschikte en stenen werktuigen maakte, Homo habilis en zijn nakomeling Homo erectus. Hominiden met zelfs nog grotere hersenen, die meer op ons lijken, verschijnen pas een half miljoen jaar geleden, maar behoren nog steeds niet tot onze soort. Met andere woorden, we zijn absolute nieuwkomers op het evolutionaire toneel.

Volgens een recente analyse van fossielen die in 1967 door Richard Leakey zijn gevonden bij de Kibish-formatie aan de Omo-rivier in het zuiden van Ethiopië, is onze soort, Homo sapiens, ongeveer honderdvijfennegentigduizend geleden voor het eerst als biologisch herkenbaar wezen ten tonele verschenen. Deze fossielen zijn oorspronkelijk gedateerd op honderddertigduizend jaar geleden, maar nieuwe methoden hebben uitgewezen dat ze vijfenzestigduizend jaar ouder zijn dan eerder verondersteld. Zelfs in het door hevige twisten en controverses verscheurde veld van de paleoantropologie, waar één enkele ontdekking de hele geschiedenis kan herschrijven, lijken deze dateringen toch behoorlijk zeker. Wellicht zullen in de toekomst nóg oudere menselijke fossielen worden gevonden, maar voor zover we weten zijn dit de eerste mensen geweest die ooit op de wereld hebben rondgelopen.

De op één na oudste menselijke fossielen zijn afkomstig van bijna veertigduizend jaar later, en gevonden bij Herto in Ethiopië en Jebel Irhoud in Marokko, maar pas ongeveer honderdtwintig jaar geleden verschijnen er significante aantallen Homo sapiens tussen de gevonden fossielen. De bekendste vondsten zijn gedaan bij de Qafzeh- en Skhul-grotten in het hedendaagse Israël en bij de Klasiesrivier in Zuid-Afrika. De schaarste aan Homo sapiens-fossielen over een periode van vijfenzeventigduizend jaar zou het gevolg kunnen zijn van een lage bevolkingsdichtheid, maar natuurlijk ook van het feit dat er niet grondig genoeg gezocht is. De implicatie lijkt echter toch wel dat de mens een betrekkelijk zeldzame soort vormde, die uitsluitend voorkwam in Afrika en het Midden-Oosten.

Op basis van het aantal bekende archeologische vindplaatsen, in combinatie met aanwijzingen uit het menselijk genoom, kunnen we een inschatting maken van de demografische ontwikkelingen die onze soort sindsdien heeft doorgemaakt. Als we die uitzetten in een grafiek, zien we een interessant patroon. Tussen de tijd van ons ontstaan, ongeveer tweehonderdduizend jaar geleden, tot ongeveer tachtigduizend jaar geleden is de bevolkingsomvang van onze soort weliswaar onbekend, maar waarschijnlijk wel vrij stabiel. Te oordelen naar de schaarse vondsten van menselijke fossielen, was de populatie klein en leefde de soort verbreid over Oosten Noord-Afrika. Ongeveer honderdtwintigduizend jaar geleden, als er ook fossielen worden gevonden in het Midden-Oosten en Zuid-Afrika, is er nog steeds geen aanwijzing voor een significante verandering in het aantal mensen. Het lijkt er meer op dat deze kleine, over een groter oppervlak verbreide groepjes al rondzwervend in een nieuw territorium zijn beland. Het Midden-Oosten vormde in die tijd in feite een geo grafische voortzetting van Noord-Afrika, met een soortgelijk klimaat en dezelfde flora en fauna, zodat deze vroege mensen zich niet ver van hun Afrikaanse oorsprong hebben gewaagd. Niets wijst erop dat er in deze periode elders in Azië of in Europa mensen hebben geleefd.

Ergens tussen tachtig- en vijftigduizend jaar geleden heeft de menselijke populatie echter een ingrijpende gebeurtenis doorgemaakt. Er zijn nauwelijks fossielen en archeologische overblijfselen uit deze periode gevonden, en vrijwel nergens is iets te vinden wat wijst op menselijke aanwezigheid, ook niet in Afrika. De nederzettingen in het Midden-Oosten en Zuid-Afrika werden verlaten. Het ziet ernaar uit dat we ons geconfronteerd hebben gezien met de een of andere catastrofe en ons daarom hebben teruggetrokken. Het archeologisch onderzoek lijkt aan te geven dat de populatie in deze periode zeer sterk gekrompen is. En dat wordt bevestigd door recente genetische analyses.

Recensie

door Tsenne Kikke
In 'De akkers van Pandora' verklaart Wells zelfverzekerd dat het 'met de juiste voorbeelden en enkele statistieken mogelijk is om tot in details na te gaan hoe onze soort de wereld heeft bevolkt'.

Ooit zijn we, tussen de vijftig- en de zestigduizend jaar geleden, uit Afrika vertrokken. De kleine genetische verschillen tussen de menselijke 'rassen' zijn hooguit tienduizend jaar oud. Van hieruit maakt Wells een sprong van nomadische jager-verzamelaars naar landbouwers. En betoogt hij, dat door die dramatische verandering van levenswijze de mens zijn doos van Pandora heeft opengemaakt...

Veel hedendaagse kwalen waaronder zwaarlijvigheid, diabetes en allerlei geestesziekten zouden het gevolg kunnen zijn van een gebrekkige aanpassing van onze genetische erfenis aan onze 'nieuwe' levenswijze. Op sommige plekken in de wereld - waar mensen nog maar pas op het moderne leven zijn overgeschakeld - wordt dat op een spectaculaire manier duidelijk. Op Samoa bijvoorbeeld, een eilandengroep in de Stille Oceaan, is tweederde van de stedelingen ziekelijk zwaarlijvig.

Ook zijn zaken als tandbederf, allerlei ziektes, en zelfs oorlogen, terrorisme, depressies en de opmars van het fundamentalisme het gevolg van het feit dat de mens ooit zijn eten ging verbouwen. Verder kon een Wells het niet gaan zoeken.

Moeten we dan met zijn allen maar weer jager-verzamelaars worden? Misschien wel, want in zijn 'De akkers van Pandora' betoogt geneticus en antropoloog Spencer Wells dat alle ellende waar de wereld nu mee kampt het gevolg is van die verkeerde keuze, zo'n 13.000 jaar geleden, om allerlei gewassen te gaan verbouwen en beesten te gaan houden.

Volgens Wells hebben enkele mensen indertijd besloten om niet langer als jager-verzamelaar te leven van wat de natuur hen te bieden had en gingen dus hun eigen voedsel verbouwen. Dat was fout. In plaats van onderdeel van de natuur te zijn, onderwierp de mens land en dieren aan zijn behoeften. De gevolgen van die ogenschijnlijk eenvoudige beslissing zijn zeer ingrijpend geweest, de grootste revolutie in de laatste vijftigduizend jaar van menselijke geschiedenis: 'Voedsel was niet langer de beperkende factor bij het bepalen hoeveel mensen er in een bepaald gebied konden leven.' Deze boeren avant la lettre konden echter niet voorzien dat hun akkers ook een heel andere oogst zouden opleveren...

Op zich heeft Wells daarmee - als doemdenker - een intrigerend - zij het niet altijd even geloofwaardig - verhaal beet. Maar je kunt jezelf afvragen wat we nu precies met deze informatie moeten aanvangen. Want, wat de auteur de landbouw ook allemaal in de schoenen schuift, het verhaal blijft overeind dat een stam die destijds de overstap maakte van een nomaden- naar een landbouwbestaan een groot voordeel had ten opzichte van een stam die bleef jagen en verzamelen.

Hoeveel zin heeft het dan om ons daar 13.000 jaar na dato nog drukte over te maken? Toegegeven: Wells doet een poging om zijn verhaal over landbouw relevant te maken met actuele hoofdstukken over embryoselectie, de klimaatverandering en hij haalt er zelfs de kredietcrisis bij. Ook is het een feit dat het lijkt alsof we van de ene nieuwe catastrofe naar de andere leven, en de impact lijkt steeds maar drastischer te worden. Toeval of niet?

Anderzijds ben ik ervan overtuigd dat sinds het ontstaan van de Aarde, zo'n 4 ½ miljard jaar geleden, er zich in de loop der eeuwen ergere dingen hebben voorgedaan.

Maar natuurlijk leeft Spencer Wells in het vermoeden dat hij op alles een antwoord weet. Niet enkel en alleen een antwoord op wat de gevolgen betreft, maar ook op die van de oorzaken. In dit boek staat zwart op wit afgedrukt dat al die catastrofen niet zomaar toevallig zijn. Vanuit de theorie dat een kleine wijziging wel degelijk fenomenale gevolgen kan hebben (je weet wel: de zogenaamde vlindervleugelslag-theorie) krijgen we hier een heel scenario uitgeschreven waar we de rol van de mens in de geschiedenis van de Aarde wel degelijk als oorsprong zien van de wijzigingen die onze planeet onderging, met alle gevolgen van dien, zowel op het vlak van het menselijk gedrag, dan wel op het vlak van de ontsporing van de natuur, met al zijn catastrofale gevolgen.

Dan begint Wells meer verbanden te leggen met onze huidige maatschappij en waaiert hij breed uit. Hij betoogt dat wij diep van binnen nog steeds jagers en verzamelaars zijn en dat we daarom ziek en gestrest raken van onze huidige leefwijze. Onze cultuur, gebaseerd op landbouw, past namelijk niet bij de (genetische) aard van de mens. Alle onheil kan worden toegeschreven aan onze transformatie tot Homo agriculturus, de landbouwende mens. Tegenwoordig komen er continue prikkels op ons af en leven we in veel grotere groepen (steden) samen, wat tegennatuurlijk genoemd kan worden. Hoewel Wells hier best een interessant punt heeft, is de onderbouwing ietwat oppervlakkig.

Vervolgens stapt hij over op de gevolgen van de technologische vooruitgang op gebied van prenatale genetische diagnostiek en houdt een pleidooi voor een publiek debat daarover. 'We zijn slim genoeg om eindeloos veel nieuwe mogelijkheden te ontwikkelen, maar zijn we ook wijs genoeg om al die mogelijkheden op een verstandige manier te gebruiken?'

Ook de klimaatverandering, gevolg van de intensieve landbouw, veeteelt en onze energieverslindende levenswijze, bespreekt hij. Eigenlijk alle grote problemen, aldus Wells, van onze huidige maatschappij hebben hun oorsprong tienduizend jaar geleden. Er is zelfs een hoofdstuk over de evolutionaire oorsprong van fundamentalisme, een onderwerp dat ook prima op zichzelf zou kunnen staan. (Kort samengevat: in de jager-verzamelaar cultuur leefden mythos en logos, het spirituele en het denkende aspect, hand in hand. In onze maatschappij is mythos ten koste van logos naar de zijlijn gedirigeerd, en die lacune wordt maar al te graag opgevuld door fundamentalisten.)

Ondanks alles neemt dit niet weg dat het boek een sympathiek betoog is dat tot nadenken stemt. Het helpt de maatschappij en onze huidige worstelingen in een generaties overstijgend perspectief te zetten. Aan het publieke debat, dat vaak toch vrij kort van memorie is, levert dat een extra dimensie op.

Wells doet met dit boek een poging om Pandora's doos weer dicht te doen. Want, wat is nu haar allergrootste plaag? Wells: "Hoogmoed. Meer willen hebben dan je al hebt, is de centrale drijfveer van het moderne leven. Waarom zou je meer verzamelen dan je nodig hebt? Hebzucht is de drijvende kracht achter de meeste van onze moderne problemen."

Tot besluit: Naast al het kwaads kwam er ook iets goeds uit Pandora's doos: hoop. Ook Wells ziet nog hoop. Wells doet een simpele, doch dringende oproep: we moeten leren om onze (genetische) geschiedenis en de menselijke aard te aanvaarden in plaats van die te blijven onderdrukken. Als we dat doen, houden we het nog wel zo'n twee miljoen jaar vol. Wie eerst en hoe?
Adverteren
Zoek&Vind
Meer
Spiritualia
Contact
Copyright © 2008-2024 Spiritualia. Alle rechten voorbehouden. | Privacy Statement | Gedragscode | Algemene Voorwaarden | Auteursrecht