ProfielWie ben ikMijn interessesMijn poëzieBerichtenVriendenBeheer

Wat de hond zag

Originele titel: What the dog saw

Malcolm Gladwell

Wat de hond zag Type: Paperback
Uitgever: Uitgeverij Contact
Gewicht: 580 gram
Aantal Pagina's: 288
ISBN: 90-254-3268-9
ISBN-13: 978-90-254-3268-3
Categorie: Maatschappij
Richtprijs: € 24,95

Korte Inhoud


De in Engeland geboren, in Canada getogen en in New York werkende Gladwell dankt zijn verrassend hoge status onder meer aan zijn recente boek 'Uitblinkers'. Daarin trekt hij met de hem typerende combinatie van hardnekkigheid, tegendraadse flair en schijnbare speelsheid op zoek naar het geheim van bijzonder succesvolle mensen. Na talloze onderzoeken doorgeploegd te hebben en nog meer reële voorbeelden onder de loep geschoven te hebben, besluit hij dat talent zeker een rol speelt, maar dat we ons daarop niet mogen verkijken. Het hoogste IQ of het hoogste 'natuurlijke' talent baten bitter weinig als een serie andere voorwaarden niet goed zit.

Uittreksel


Blz. 9: Woord vooraf

Toen ik nog klein was, glipte ik vaak mijn vaders studeerkamer binnen en bladerde door de papieren op zijn bureau. Hij is wiskundige. Hij schreef met potlood op millimeterpapier: lange rijen keurig geschreven getallen en figuren. Ik zat op de rand van zijn stoel en bekeek elke pagina niet-begrijpend en vol verbazing. Het leek me ten eerste wonderbaarlijk dat hij betaald werd voor iets wat mij toen als nonsens voorkwam. Maar ik kon vooral niet begrijpen dat iemand van wie ik zoveel hield als van mijn vader, elke dag in zijn hoofd iets deed wat ik met geen mogelijkheid kon begrijpen.

Wat ik doormaakte, was een vorm van wat psychologen het probleem van 'andere geesten' noemen. Een eenjarig kind denkt dat zijn vader en moeder liga's net zo lekker vinden als hijzelf: hij begrijpt nog niet dat andere mensen andere gedachten in hun hoofd hebben dan hij. De sprong naar het inzicht dat pappa en mamma liga's misschien niet zo lekker vinden als hijzelf, is een van de grote cognitieve mijlpalen in de menselijke ontwikkeling. Peuters raken gefascineerd door de ontdekking dat er andere geesten zijn, die van de hunne verschillen, en eigenlijk raken we die fascinatie zelfs als volwassenen nooit kwijt. (Waarom zijn tweejarigen zo vermoeiend? Omdat ze bezig zijn systematisch het fascinerende en volkomen nieuwe idee te testen dat iets wat zijzelf leuk vinden, door hun ouders misschien helemaal niet leuk wordt gevonden.) Wat is het eerste wat we willen weten als we een arts tegenkomen? Niet wat hij doet. We weten wel ongeveer wat een arts doet. We willen antwoord op de domme en voor de hand liggende vraag hoe het is om de hele dag met zieke mensen bezig te zijn. We willen weten hoe het voelt om een arts te zijn, omdat we zeker weten dat dat heel anders voelt dan om de hele dag achter een computer te zitten of op school les te geven of auto's te verkopen. Dit soort vragen is niet dom of voor de hand liggend. Nieuwsgierigheid over het innerlijk leven van het dagelijkse werk van andere mensen is een van de meest fundamentele menselijke impulsen; door diezelfde impuls is het boek geschreven dat u nu in uw handen hebt.

Alle verhalen in Wat de hond zag zijn eerder verschenen in The New Yorker, waaraan ik bijdragen lever sinds 1996. Van de talloze artikelen die ik in die periode heb geschreven, zijn dit mijn favorieten. Ik heb ze onderverdeeld in drie categorieën. De eerste sectie gaat over enthousiastelingen en wat ik de kleinere genieën zou willen noemen: niet Einstein en Winston Churchill en Nelson Mandela en de andere reusachtige architecten van de wereld waarin we leven, maar mensen als Ron Popeil, die de Chop-O-Matic (keukenhakmachine) verkocht, en Shirley Polykoff met haar beroemde vraag: 'Does she or doesn't she? Only her hairdresser knows for sure' (Doet ze het of doet ze het niet? Alleen haar kapper weet het). De tweede sectie gaat over theorieën, over manieren om ervaringen te rangschikken. Hoe moeten we denken over daklozen, financiële schandalen of een ramp als het ongeluk met de Challenger? In de derde sectie worden vragen gesteld bij de voorspellingen die we over andere mensen doen. Hoe weten we of iemand slecht is, of slim, of iets heel erg goed kan? U zult zien dat ik mijn twijfels heb over de kwaliteit van deze oordelen van ons.

In de betere stukjes gaat het me niet zozeer om wat we zouden moeten denken, maar om een beschrijving van hoe mensen die denken over daklozen of ketchup of financiële schandalen, echt denken over daklozen of ketchup of financiële schandalen. Want daar draait het om. In mijn eentje weet ik niet wat ik moet concluderen over het Challengerongeluk. Dat is koeterwaals voor me: keurig geschreven, niet-ontcijferbare rijen getallen en figuren op millimeterpapier. Maar als we dat probleem nu eens bekeken door de ogen van iemand anders, vanuit het hoofd van iemand anders?

U zult bijvoorbeeld een verhaal tegenkomen waarin ik het verschil probeer te beschrijven tussen verstarren en in paniek raken. Dit stukje was geïnspireerd door het fatale vliegtuigongeluk van John F. Kennedy Jr. in juli 1999. Hij was een beginnend piloot in slecht weer en hij 'raakte de horizon kwijt', zoals piloten zeggen, en maakte een spiraalduik naar beneden. Daarom liet ik me door een piloot meenemen in hetzelfde soort vliegtuig waarin Kennedy vloog, in hetzelfde soort weer, en ik liet hem een spiraalduik uitvoeren. Dit was niet bedoeld als stunt. Het was noodzakelijk. Ik wilde weten hoe het voelde om op die manier met een vliegtuig te verongelukken; want als je het ongeluk wilt begrijpen, is het gewoonweg niet genoeg om alleen maar te weten wat Kennedy deed.

'Het plaatjesprobleem' gaat over de interpretatie van satellietbeelden, zoals de foto's die de regering-Bush dacht te hebben van de massavernietigingswapens van Saddam Hoessein. Ik raakte geïnteresseerd in dat onderwerp toen ik een middag bij een radioloog had gezeten die mammografieën beoordeelde en die halverwege (volkomen ongevraagd) begon te vertellen dat de problemen die hij en zijn collega's tegenkwamen bij het interpreteren van röntgenfoto's, volgens hem veel moesten lijken op de problemen die de CIA had met het interpreteren van satellietfoto's. Ik wilde weten wat er in hem omging, en hij wilde weten wat er in CIA-agenten omging. Ik weet nog dat ik op dat moment helemaal duizelig werd.

En dan is er het artikel waarnaar dit boek is genoemd. Het is een portret van Cesar Millan, de zogenaamde hondenfluisteraar. Millan kan de meest boze en verwarde dieren kalmeren door ze met een hand aan te raken. Wat gebeurt er in Millans hoofd wanneer hij dat doet? Dat inspireerde me tot het schrijven van het stukje. Maar toen ik halverwege mijn verslag was, besefte ik dat er een nog betere vraag is. Wat gaat er om in het hoofd van de hond wanneer Millan zijn toverkunstje uitvoert? Dat is wat we echt willen weten: wat de hond zag.

Recensie

door Tsenne Kikke
Voordat Malcolm Gladwell zijn eerste bestseller Het beslissende moment schreef, was hij ook al befaamd vanwege zijn stukken in het Amerikaanse tijdschrift The New Yorker. Alle goede ideeën, ook die voor zijn twee volgende boeken Intuïtie en Uitblinkers, werden eerst in dat tijdschrift getoetst.

Maar dan zijn er nog tientallen artikelen over, vol verrassende feiten en fascinerende onderzoeken, en die zijn nu voor het eerst in boekvorm beschikbaar, langverwacht: het verhaal over de hondenfluisteraar, over hoe je een misdadiger kunt herkennen, over ras en IQ, sollicitatiegesprekken, hoe Davidv an Goliath won, hoe je financieel profiteert van rampen, advertenties en de geschiedenis van de wereld, het verband tussen Duitse filosofen en Saturday Night Life en over de onvermijdelijkheid van noodlottige ongelukken. Wat de hond zagen andere avonturen is Gladwell op zijn best: snel, intelligent, verrassend en enorm veelzijdig.

Zoals bekend heeft het Amerikaanse weekblad 'The New Yorker' een grote reputatie voor wat betreft het korte verhaal. Grote Amerikaanse schrijvers als Salinger, Philip Roth en E.B. White schreven kortverhalen die het beste te omschrijven zijn als literaire documentaires.

Een van de medewerkers van de laatste jaren is Malcolm Gladwell, ooit wetenschapsjournalist bij 'The Washington Post'. In 'Wat de hond zag en andere avonturen' bundelt Gladwell, de historicus die zichzelf omschoolde tot wetenschapsjournalist, artikels die hij schreef voor het onvolprezen 'The New Yorker'. Het boek zet zijn veelzijdigheid, eruditie en briljante stijl extra in de verf. Hij veegt onder meer de vloer aan met de meeste sollicitatiegesprekken. Doorgaans blijkt de interviewer hopeloos bevooroordeeld ten gunste van de innemende mensen. Dat is vooral te wijten aan de verpletterende rol van 'de eerste indruk'. Die wordt een self-fulfilling prophecy: "We horen wat we verwachten te zullen horen." Die eerste indruk heeft te maken met ons beeld over succes en met intuïtie.

In deze bundeling van zijn New Yorker-verhalen is die achtergrond goed te merken door de vragen die hij zichzelf stelt: wat is het verschil tussen verstikking en paniek? Waarom zijn er tientallen soorten mosterd, maar slechts een soort ketchup? Wat leren voetballers ons over leraren aannemen? Wat vertellen haarkleurmiddelen ons over de geschiedenis van de 20ste eeuw? Wat doet de mens met te veel informatie, hoe denkt een kind en wat voelt een hond?
Het mooiste verhaal is misschien dat over Ron Popeil en zijn familie. Op minutieuze wijze vertelt Gladwell hoe deze keukenapparateurdynastie via televisiereclames en standwerken op straat tot grote rijkdom wist te komen. Nooit kun je nog naar een commercial voor weer een wortelhakselaar of een tafeloven kijken zonder aan deze familiegeschiedenis te denken. Een prachtig boek.

Koop dit boek bij


Bestellen
Adverteren
Zoek&Vind
Meer
Spiritualia
Contact
Copyright © 2008-2024 Spiritualia. Alle rechten voorbehouden. | Privacy Statement | Gedragscode | Algemene Voorwaarden | Auteursrecht