ProfielWie ben ikMijn interessesMijn poëzieBerichtenVriendenBeheer

Iedereen in dit dorp liegt

Originele titel: Every man in this village is a liar

Megan K. Stack

Iedereen in dit dorp liegt Type: Paperback
Uitgever: Uitgeverij Contact
Gewicht: 395 gram
Aantal Pagina's: 367
ISBN: 90-254-2920-3
ISBN-13: 978-90-254-2920-1
Categorie: Politiek
Richtprijs: € 15

Korte Inhoud


Je kunt een oorlog overleven en tegelijkertijd niet overleven: met dat besef keert Megan Stack terug uit het Midden-Oosten. Ze heeft daar vanaf haar vierentwintigste jarenlang als oorlogsjournalist gereisd, niet op de voet van de militaire ontwikkelingen, maar daar achteraan, op zoek naar de verhalen van gewone mensen. De Taliban, de aanhangers van Saddam Hoessein, de potentiële Palestijnse zelfmoordterroristen: het zijn mensen die willen leven, werken, die kinderen krijgen en daar gelukkig mee zijn; mensen wier familieleden omkomen en die daar verdrietig over zijn.

'Wie Iedereen in dit dorp liegt' leest, realiseert zich dat je deze verhalen nooit hoort over landen waarin de 'oorlog tegen terreur' wordt gevoerd. Megan Stack maakt de overbodigheid van die oorlog voelbaar en komt niet met oplossingen of verklaringen: ze komt met verhalen. Die maken 'Iedereen in dit dorp liegt' tot een van de belangrijkste en menselijkste boeken die er over het Midden-Oosten zijn geschreven.

De Amerikaanse journaliste Megan K. Stack werkt voor de Los Angeles Times. Voor haar verslaglegging van de gebeurtenissen in Irak ontving ze een nominatie voor de Pulitzer Prize. Voor dit boek bezocht ze 22 landen in het Midden-Oosten, waaronder Afghanistan, Pakistan, Irak, Iran, Saudi-Arabië, Koeweit, Israël, Palestina en de Gazastrook, Jordanië, Syrië, Libanon en Egypte.

Uittreksel


Blz. 9: Proloog

Deze jeugdherinnering is er nog steeds: de eeuwig weerkaatsende stemmen van de volwassenen in kamers die sindsdien zijn verkocht of verlaten. Beiroet, zeiden ze, nooit Libanon. John was in Beiroet. Alle betekenis zat in deze woorden. Zijn kazerne was opgeblazen, maar hij had het overleefd.

John de drinker, de roker, de aspirantkaartspeler die rondhing met New Yorkse straatzwendelaars; hij leeft er voort in hoeken en van bier doordrenkte kieren, zijn gezicht getekend door de zon, zijn armen gebogen in de zilte lucht. John was een neef van mijn vader, de broer van mijn peetvader; onze twee Iers-katholieke gezinnen waren vervlochten in stukjes Bronx door huwelijken en de kruisverbanden van het peetouderschap. Hij doolde stuurloos door de generaties van onze familie, te oud voor een neef en te jong voor een oom, maar toch onmiskenbaar een van ons, bij ons in kerken en benauwde woonkamers en zomers aan het strand. Als peuter waggelde ik in zijn verdwijnende schaduw, armen omhoog, en smeekte: 'Johnny! Tillen!' En dan tilde deze magere straatzwendelaar me hoog in de lucht en draaide me in het rond totdat de zilte, zonnige wereld begon te draaien.

Zelfs toen al had John datgene doorgemaakt wat ik het meest vreesde. Zijn moeder was gestorven. Hij voelde zich erg ongelukkig, zei mijn moeder. Je moet hem er niet naar vragen. John kwam een beetje in de problemen en toen nog wat meer, en daarom stuurden ze hem naar mijn grootouders, weg uit New York. En toen dat niet hielp, ondertekenden ze de papieren waarmee hij in dienst kon. Hij was pas zestien. De marine stuurde hem naar Beiroet. Hezbollah bombardeerde de bunkers. Goddank, het is goed met hem, zeiden de volwassenen. Niemand sprak toen over Hezbollah, niet in ons huis. Hezbollah zei ons niets. Dat was gewoon een vijand in een oorlog die alleen maar echt was voor zover die onze eigen gezinnen raakte.

Maar sinds dat bombardement was alles verkeerd gegaan. John leefde nog, maar het ging niet goed met hem. 305 mensen waren om hem heen gestorven. Een paar jaar later schoot hij zichzelf door het hoofd. Het was vlak voor Thanksgiving. Hij was vader. Hij was jong. We reden naar New York voor de begrafenis. Ze hadden bidprentjes gedrukt en zijn hoofd weer dichtgenaaid voor de open kist. Mensen stonden eromheen en fluisterden. Het zag er niet zo erg uit als je zou verwachten, maar zeker ook niet goed.

Lange tijd was dat alles wat ik wist, niet alleen over Beiroet, maar over oorlog: dat het iets donkers en gevaarlijks was, dat je hem tegelijk kon overleven en niet overleven. Ik was 25 toen ik de oorlog in Afghanistan versloeg. Ik kwam daar per ongeluk terecht, door toeval op buitenlandse verslaggeving gestuurd omdat ik op 11 september in Parijs met vakantie was. Daarvoor was ik een binnenlandse correspondent in Houston. Ik was dus een journalist die niet echt wist hoe ze over oorlogsvoering moest schrijven, die voor het eerst de Verenigde Staten van buitenaf versloeg terwijl ze zich hals over kop in het onbekende van de oorlog en de bezetting stortte. Deze enorme verandering kwam zonder waarschuwing, maar voelde volkomen natuurlijk aan. Het scheen het lot van mijn generatie te zijn dat ze drastisch zou veranderen door 11 september, dus ik zou over de oorlog schrijven, soldaten zouden vechten en de Amerikanen zouden hun ideeën over de dingen herzien.

Over alles viel te onderhandelen; je kon je niet voorstellen wat er het volgende ogenblik zou gebeuren. Ik raakte opgewonden bij de gedachte dat ik in een belangrijk tijdperk leefde en ik dook erin onder, en jaren later kwam ik weer tevoorschijn: ouder, anders, en beschadigd op manieren die niet te voorzien waren geweest en die achteraf niet te becijferen vielen. Zo gaat dat; zo worden mensen ouder en beginnen wereldrijken te wankelen. En nu heerst de angst dat het allemaal niets heeft betekend. Denken we dat niet allemaal over die oorlog tegen het terrorisme, die lange oorlog, de oorlog die niet is afgelopen? De verhalen blijven zich herhalen: dezelfde koppen, dezelfde plaatsen, dezelfde sterfgevallen. We raken onze interesse kwijt en we zijn bang dat het niets betekent.

n september fungeert nu als een soort depot, het laatste treinstation vóór een uitgestrekte onbekende prairie, waar de motor van de gebeurtenissen had gekermd en gebruld en Amerika terug de wildernis in had gesleept. Het was het begin van verloren dagen, van rampzalige reactie, van onhandig rondtasten in de wereld. We hadden onze eigen vijandige landschappen, de enorme uitgestrekte vlakten van het Westen, al getemd; we hadden vertrapt wat daarvoor was geweest, een groot stuk van het aardoppervlak leeggemaakt en uitgewist zodat wij, Amerikanen, een tabula rasa zouden hebben, een nieuwe natie konden uitvinden en sterk konden worden. En toen kwam 11 september en bracht ons op het onzalige idee dat we ook de wildernis van de hele wereld konden temmen en alles volmaakt veilig konden maken.

Recensie

door Tsenne Kikke
In haar vlot lezende boek geen grootse geschiedschrijving, militaire getuigenissen of politieke verklaringen voor de gewapende conflicten in dit gebied en de effecten van de oorlog tegen het terrorisme, maar boeiende menselijke verhalen. Openhartige gesprekken met vriend en vijand over culturele, politieke en religieuze scheidslijnen heen. Haar verhalen getuigen van een diepgaande appreciatie van personen en plaatsen. Met behulp van lokale verslaggevers, chauffeurs en tolken weet zij niet alleen gesprekken te voeren met de slachtoffers van de diverse schermutselingen, maar ook met leden van de Taliban, plaatselijke krijgsheren en zelfmoordterroristen.

De verhalenbundel laat de lezer kennis maken met veelal onbekende aspecten van de maatschappelijke situatie in het Midden-Oosten. Een van de betere uitgaven in zijn soort.

- E. Westerhuis -
Adverteren
Zoek&Vind
Meer
Spiritualia
Contact
Copyright © 2008-2024 Spiritualia. Alle rechten voorbehouden. | Privacy Statement | Gedragscode | Algemene Voorwaarden | Auteursrecht