ProfielWie ben ikMijn interessesMijn poëzieBerichtenVriendenBeheer

De vloek

Originele titel: The Hilliker Curse

James Elroy

De vloek Type: Paperback
Uitgever: Atlas
Gewicht: 310 gram
Aantal Pagina's: 224
ISBN: 90-450-3781-5
ISBN-13: 978-90-450-3781-3
Categorie: Biografie
Richtprijs: € 19,9

Korte Inhoud


Het gebeurde in 1958. James Ellroy was tien jaar oud. Zijn moeder, Jean Hilliker, had zich laten scheiden van haar man, een goedgebekte ritselaar. Ze stelde haar zoon voor een moeilijke keus: bij zijn vader wonen of bij haar. Hij koos voor zijn vader, waarop de 'half bezopen' Jean hem aanvloog. Hij wenste haar dood. Drie maanden later werd ze vermoord. Ellroy schrijft: 'Alles wat écht aan me is, heb ik aan haar te danken. Ik moet de Vloek die ik op haar en mezelf heb gelegd ongedaan maken'.

In 'De vloek' verhaalt hij hoe hij verlossing zoekt bij vrouwen. Hij geeft een meedogenloze beschrijving van zijn aan diggelen geslagen kindertijd, zijn delinquente tienerjaren, zijn schrijvende leven, zijn liefdes en huwelijken, een zenuwinzinking en het begin van een relatie met een uitzonderlijke vrouw die misschien de lang gezochte Zij is. Het is een verhaal met een enorme gelaagdheid in tijd en ruimte, emoties en inzichten, seksualiteit en nagestreefde spiritualiteit. Alles wordt uit de doeken gedaan met een hartverscheurende openheid en een flinke dosis zelfspot. Ellroy geeft zich werkelijk bloot in dit briljante en diepgravende relaas - een autobiografie die heel anders is dan alle andere die u ooit hebt gelezen.

Uittreksel


Blz. 13: De aantallen doen er niet toe. Dit is geen telling van gevallenen, een kladlijstje of visserslatijn. Cijfers verhullen bedoeling en betekenis. Mijn schatting is daarom dubieus. Vriendinnetjes, echtgenotes, onenightstands, betaald gezelschap. Sobere eerste cijfers. Naderhand een veelcijferige blitzkrieg. Kwantiteit betekent in mijn geval geen ene moer. Geculmineerd contact betekent nog minder. Ik was van meet af aan een waarnemer. Visueel contact betekende een verovering. De Vloek was een broedstoof voor mijn verteltalent. Mijn voyeursoog scherpte het vroegtijdig aan. Vanaf die tijd leefde ik dertig jaar lang met een jongensboek vol verknipte heldinnen in mijn hoofd.

We kijken. Onze oogbollen cirkelen door het uitspansel van de oogkassen. We kijken naar vrouwen. We willen iets geweldigs. Dat weten mijn heldinnen nog niet. Hun maagdelijke schepper heeft geen idee. We weten niet dat we personages aan het doorgronden zijn. We kijken om te kunnen stoppen met kijken. We hunkeren naar de morele waarde van één vrouw. Als we Haar zien, zullen we Haar kennen. In de tussentijd zullen we kijken.

Een document laat mijn vroegtijdige fixatie zien. De datum staat op de achterkant: 17/2/55. Dat is drie jaar voor de Vloek. Het is een zwart-witfoto van een speelplaats.

Een klimrek, twee glijbanen en een zandbak nemen de voorgrond in beslag. Ik sta alleen, van mij uit gezien links. Ik ben een grote slonzige slungel. Mijn ontreddering is evident. Een buitenstaander zou me karakteriseren als een opgefokt kind onder de druk van alledag. Ik heb kraaloogjes. Ze zijn strak gericht op vier meisjes, op een kluitje rechts van mij. De foto is propvol met voorwerpen en lichtvoetig bewegende kinderen. Ik ben verwikkeld in pure studie. Mijn onderzoekende blik is verbluffend intens. Ik zal mijn gedachten van vierenvijftig jaar geleden herinterpreteren.

Deze vier meisjes zijn voorboden van de Ander. Ik ben een vrome lutherse jongen. Er kan er maar één zijn. Is het haar, haar, haar of Haar?

Ik denk dat mijn moeder de foto heeft genomen. Een neutrale ouder zou dat zonderlinge jongetje hebben weggelaten. Jean Hilliker op haar negenendertigste: de bleke huid en het rode haar, met een scheiding in het midden en strak naar achteren samengebonden - mijn trekken en mijn felle ogen en een onwankelbare charme die ik nooit heb gehad.

De foto is een uitgesneden venstergat. Ik was nog te jong om ongebonden rond te dolen en mijn gezicht tegen het vensterglas te drukken. Later dat jaar gingen mijn ouders scheiden. Jean Hilliker kreeg het ouderlijk gezag. Ze werkte mijn pa de deur uit naar een goedkoop flatje een paar straten verderop. Ik glipte weg voor snelle bezoekjes aan hem. Hoge struiken en dichte gordijnen belemmerden onderweg mijn uitzicht. Mijn moeder zei tegen me dat mijn vader haar bespioneerde. Dat voelde ze. Dat zag ze, zei ze, aan de vieze vlekken op haar slaapkamerraam. Jaren later las ik het echtscheidingsdossier. Mijn vader bekende dat hij zich schuldig had gemaakt aan gluren. Hij zei dat hij gegluurd had om mijn moeders aangeboren morele laksheid aan de kaak te stellen.

Hij zag haar seks hebben met een man. Dat was geen gewettigde rechtvaardiging voor zijn aanwezigheid bij haar raam. Ramen waren bakens. Dat wist ik al als het kind dat verdwaasd op de Vloek af snelde. Tien jaar later ging ik huizen door de ramen binnen. Ik liet nooit vieze vlekken achter. Dat hebben mijn vader en moeder me geleerd.

Zij had kloten. Hij had de valse vlotte babbel en de brede glimlach. Zij werkte altijd. Hij drukte zich en broedde slimme plannetjes uit, zoals sergeant Bilko of de `Kingfish' in Amos & Andy. De pastor van mijn kerk noemde hem de 'luiste blanke man ter wereld'. Hij had een veertig centimeter metende snikkel. Die bungelde uit zijn korte broek. Al zijn vrienden hadden het erover. Dit is niet de reconstructie van een mesjogge kind.

Jean Hilliker liet zich vollopen met bourbon en zwolg in keiharde concerten van Brahms. Armand Ellroy was geabonneerd op roddel- en pornobladen. Na de scheiding was ik twee dagen per week bij hem. Hij liet me uit zijn raam aan de voorkant kijken en met zijn verrekijker klooien. Mijn negende verjaardag kwam eraan. Mijn moeder kocht een nieuw zondagspak voor me. Mijn pa vroeg wat ik wilde hebben. Ik zei dat ik een röntgenbril wilde. In een stripboek had ik daar een advertentie voor gezien.

Hij schaterde het uit en zei: Oké. Hij stuurde de poen met de post. De pijn van het wachten werd met veel moeite verzacht. Ik maakte lijstjes van alle meisjes die ik op school en in de kerk naakt zou kunnen zien. Ik verzon manieren om de bril met plakband vast te maken aan mijn speelgoedperiscoop. Daarmee zou ik zo door ramen naar binnen kunnen gluren.

Ik wachtte. Maart, april, mei '57. Eind voorjaar en toen de hele zomer. Ik kon de aankoop niet natrekken. Ik moest vertrouwen op het eergevoel en de efficiëntie van de fabrikant.

Het wachten maakte dat mijn fantasiewereld ontspoorde. Ik vloog uit de bocht, belandde in nieuwe werelden. Ik zat in mijn moeders klerenkast. Ik was dol op de geur van haar lingerie en verpleegstersuniformen. Ik gapte de verrekijker van mijn vader en bespioneerde een buurvrouw. Ik zag haar onder haar blouse reiken en aan haar behabandje plukken.

Najaar '57. Het lange wachten. Mickey Spillane schreef een boek met die titel: The Long Wait. Spillane was de koning van de anticommunistische thriller. Mijn vader had een speciale plank voor zijn Spillanepockets. Hij zei dat ik die lezen mocht wanneer ik tien werd.

Recensie

door Tsenne Kikke
James Ellroy debuteert in 1981 met de roman 'Brown's Requiem', wat plot betreft een tamelijk traditionele misdaadroman, maar doordrongen van zo'n diepdonkere moraal, dat de schrijver er een cultstatus mee verwerft. Zijn boeken worden gekenmerkt door hun zwarte humor, de weergave van Amerikaans autoritarisme, een veelheid aan verhaallijnen en een pessimistisch wereldbeeld.

Bij het grote publiek breekt hij door met zijn zevende boek 'The Black Dahlia' uit 1987. Gebaseerd op het waargebeurde verhaal van de moord op Elizabeth Short, die in tweeën gesneden en van bloed verstoken langs de kant van de weg werd gevonden in een achterbuurt van Los Angeles. Die stad, 'built from land grabs and racial grief', levert de gewelddadige biotoop voor enkele van zijn meest succesvolle romans. Serieuze critici zijn niet overtuigd, klagen over zijn overvolle plots en de excessieve bodycounts. Hollywood blijkt minder kuis in zijn voorkeuren en neemt opties op meerdere van zijn boeken. Tot nu toe zijn vier romans van hem verfilmd, met als beroemdste voorbeeld de voor meerdere Oscars genomineerde bewerking van 'L.A. Confidential' uit 1990.

Bij een geobsedeerde schrijver als de 63-jarige James Ellroy hoef je niet raar op te kijken als hij een onderwerp herneemt. De onopgeloste lustmoord op zijn moeder, Jean Hilliker, in 1958 te Los Angeles, spookt nog steeds door zijn donkere proza. Ze was uitgegaan, ze dronk, ze ontmoette een zwartharige man en werd later dood gevonden. Haar tienjarige zoon logeerde op dat moment bij zijn vader; zijn ouders waren gescheiden. Eerst dook Jean Hilliker op in Ellroys fictie, vermomd als een andere vrouw die ten prooi viel aan een lustmoordenaar in 'The Black Dahlia' - vertaald als De zwarte Dahlia. Later deed Ellroy een poging om met behulp van een ingehuurde oud-rechercheur de moordzaak alsnog op te lossen - dat lukte niet. Maar het autobiografische verslag van die innerlijke reis om met de geest van zijn moeder in het reine te komen, resulteerde in de waarchtige misdaad-klassieker 'My Dark Places' uit 1997, vertaald als 'Mijn moordkuil'.

De 'Vloek', een autobiografische roman, is zijn zelfgeschapen mythe. Op een dag in maart 1958 vroeg Jean Hilliker hem: 'Je bent nu een jongeman. Je bent oud genoeg om te kiezen. Wil je liever bij je vader wonen of bij mij?' Zijn moeder stonk naar goedkope bourbon, ze was een alcoholiste geworden. Ellroy antwoordde: 'Bij mijn vader.' 'Ze gaf me een klap. Ik viel van de bank en haalde mijn hoofd open aan een glazen salontafel. Het bloed spoot uit de snee. Ik zei dat ze een zuiplap en een hoer was. Ze bukte zich en gaf me opnieuw een klap.' Ellroy balde zijn vuisten en 'regelde langs occulte weg een killer': 'Ik sprak de Vloek uit, ik vorderde haar dood. Drie maanden later werd ze vermoord.' Ruim een halve eeuw later beseft hij: 'Ik moet de Vloek die ik op haar en mezelf heb gelegd ongedaan maken.'

Over zijn moeder schrijft hij later: 'Ik haatte haar omdat ik haar op onuitsprekelijke wijze begeerde.' Dat laatste is natuurlijk bij meer jongens het geval, misschien wel bij een groot deel, althans op jonge leeftijd, maar als je je verantwoordelijk voelt voor haar verschrikkelijke dood, komt iets op gang waartegen geen kruid gewassen is. Ja, een psychiater zou tot op zekere hoogte hulp kunnen bieden, maar Ellroy kan zich waarschijnlijk ook niet aan zo iemand overgeven. Het kan zelfs zijn dat hij zich die hulp niet eens gunt, want voor schuld moet je boeten. Met de vloek die hij over zijn moeder uitsprak, heeft hij ook zichzelf vervloekt.

Zijn gedoemdheid geeft zijn leven richting: hij is altijd op zoek naar een droomvrouw. En die bestaat dus niet, soms even, maar dan gooit het onwerkelijke van de droom weer roet in het eten.

Bovendien is Ellroy iemand die iets wat goed gaat, onmiddellijk kapot wil maken, omdat het allemaal toch niet te geloven is. Daarom wordt elke relatie, of wat daarop lijkt, al snel een ruïne, jagen beurse zenuwen hem voortdurend alle kanten op en kan hij alleen door te schrijven zijn leven enigszins kanaliseren.

Het komt erop neer, begrijpen we uit 'De Vloek', dat hij zo'n vijf decennia op zoek is geweest naar die ene vrouw, zijn hoogstpersoonlijke Graal. Inmiddels heeft hij haar gevonden, ze heet Erika Schickel en 'De Vloek' is aan haar opgedragen. Aan dat prille geluk ging heftig lijden vooraf, in hooggestemde bewoordingen, met veel hoofdletters, die in vertaling nog pathetischer overkomen.

Naarmate Ellroy's roem toeneemt, is het zelfs voor deze bestsellende zonderling (met zijn ongeremde natuur en tamelijk krankjorum aandoende ideeën) eenvoudiger om vrouwelijke aandacht te krijgen. Maar na lezing van 'De Vloek' door eventuele gegadigden is het onvoorstelbaar dat de auteur, indien hij wederom single wordt, zich ooit mag verheugen in 'Boer zoekt Vrouw-achtige vrijgezelpopulariteit bij het andere geslacht'. Ellroy beschrijft zichzelf meedogenloos. Wat een wrak is de man achter die hamerende literatuur.

Van alle vrouwen die de revue passeren, duurde de verbintenis met 'de poemavrouw', Helen Knod, het langst. Bovendien gaf ze hem, onthult hij, scherpe literaire adviezen. Voor de lezer weegt zwaar dat hij, meegevoerd op amoureuze wolken, zijn beste roman schreef: American Tabloid (vertaald als 'Amerikaans riool'), het eerste deel van zijn politieke epos, de 'Underworld U.S.A.-trilogie'.

Niet alleen is 'De Vloek' een akelig apodictische, irritante en daarmee indrukwekkende autobiografie, ook is het een zegen voor de Ellroykunde. In het slotdeel van de 'Underworld U.S.A.-reeks', 'Blood's a Rover' -vertaald als 'Het bloed kruipt', viel al een curieuze religieuze obsessie op bij diverse personages. Zo kenden we de mannetjesputter Ellroy nog niet. Uit 'De Vloek' blijkt dat hij, nadat hij bijna het loodje had gelegd door drugs, God voor zijn redding verantwoordelijk achtte: 'God heeft altijd een taak voor mij gehad. Ik ben die kerel die in leven blijft om jullie het verhaal te vertellen.'

Ellroy is een AA-ganger en onder ex-verslaafden is zulke geloofsbeleving niet ongewoon. Maar bij Ellroy, die zich vereenzelvigt met Beethoven, neemt dat majeure vormen aan. Ontmoet hij een leuke vrouw, dan denkt hij: 'Ik ben het instrument Gods. Grijp deze kans.' Ook bij grote liefde Helen: 'Eén ding troostte me: ik kende God's grote plan voor Helen eerder dan zij', en later, nog enger: 'Ik maakte haar deelgenoot van God's plan voor haar'. God's plan is: met Ellroy trouwen.

Het geluk blijft niet duren, Ellroy's 'Vloek' blijft actief. In zo'n heerlijke Ellroy-formulering heet het: 'Prozaïsche shit hing boven ons hoofd.' Dwangmatig controleert hij zijn mond op kwaadaardige bulten en zijn armen op lekkende pigmentgezwellen. Dan, op zijn drieënvijftigste, een zenuwinzinking, gekkenhuis, overdosis, ander gekkenhuis.

Helen praat hem in het najaar van 2003 bij over de wazige voorgaande tweeënneenhalf jaar: 'Je reed door Carmel rond in een met stront besmeurde broek. Mijn vriendinnen hoorden hoe je je boven zat af te trekken. Je deed gemeen tegen mijn familie. Je gluurde naar vrouwen terwijl je Dudley aan het uitlaten was. Je ging volkomen stoned naar een belangrijke bespreking bij een televisiemaatschappij. Een directielid vroeg of je je proefaflevering wilde beschrijven. Je zei dat het ging over smerissen die achter flikkers en nikkers aan zaten. [...] Je werd iemand anders terwijl ik hulpeloos toekeek en mezelf ging haten [...] omdat ik bij jou was gebleven.'

Weinig auteurs hebben een stijl die zo hortend, kaal en bijtend is. Anderzijds is hij gekend voor zijn telegrafie-stijl, waarbij hij woorden weglaat die andere schrijvers noodzakelijk zouden vinden. Zo rommelig ook, hoewel rommelig een beetje een tuttig woord is. Soms is het net alsof je te doen hebt met iemand die maar niet kan ophouden met praten en voortdurend zo veel mogelijk wil zeggen en bang is dat je niets ontgaat of dat hij zelf iets vergeet te zeggen.
Adverteren
Zoek&Vind
Meer
Spiritualia
Contact
Copyright © 2008-2024 Spiritualia. Alle rechten voorbehouden. | Privacy Statement | Gedragscode | Algemene Voorwaarden | Auteursrecht