ProfielWie ben ikMijn interessesMijn poëzieBerichtenVriendenBeheer

De vijand voor de poort

Originele titel: The enemy at the gate

Andrew Wheatcroft

De vijand voor de poort Type: Paperback
Uitgever: Atlas
Gewicht: 610 gram
Aantal Pagina's: 408
ISBN: 90-450-1569-2
ISBN-13: 978-90-450-1569-9
Categorie: Oude Beschavingen
Richtprijs: € 34,9

Korte Inhoud


Oosterse indringers als de Hunnen, Mongolen, Goten, Visigoten, Vandalen en vele anderen hebben het Westen altijd bedreigd. Maar de herinnering aan de Turken, aan wie de oeroude en diepgewortelde westerse angst voor het Oosten te wijten is, is nog steeds van invloed op het huidige denken. Al sinds de eerste belegering van Wenen in 1529 hadden de Turken hun zinnen gezet op de overname van de stad. Het Beleg van Wenen in 1683 was het historische hoogtepunt van hun vastberaden tocht westwaarts. Hun verlies bij de stadsmuren van Wenen luidt het begin in van de langzame maar meedogenloze ondergang van het Ottomaanse Rijk. Door de eeuwen heen zijn de Turken in westerse ogen altijd de aanstichters van het kwaad geweest.

Andrew Wheatcroft maakt duidelijk dat dit een veel te eenvoudige voorstelling van zaken is: tijdens de 400 jaar durende strijd om overheersing ging het Westen net zo vaak in de aanval als het Oosten. Vijand voor de poort levert een toepasselijke en magistrale uiteenzetting van dit zeer complexe en epische conflict.

Uittreksel


Blz. 15: Voorwoord

Mijn eerste bezoek aan Wenen dateert van eind augustus 1963. Ik was er per trein vanuit Belgrado naartoe gereisd, en niet ver van het station vond ik een 'hotel', het slechtste waar ik ooit heb geslapen, vol bedwantsen en kakkerlakken, nog smeriger dan een arbeiderspension in Sevilla. Iets beters kon ik me toen echter niet veroorloven. Andere sombere gasten kwamen en gingen; ze hadden kartonnen, met stukken ruw touw dichtgebonden koffers bij zich en bleven maar kort. Ik bleef er langer, omdat er een straat verderop een goed restaurantje (Beisl) was en ik kon leven van soep en brood en soms, om de paar dagen, als traktatie een glas wrange witte wijn.

In 1683, precies tweehonderdtachtig zomers eerder, had op diezelfde plek een enorm Ottomaans legerkamp gelegen. De Turken hadden in dat jaar voor de tweede keer in de geschiedenis het beleg opgeslagen voor Wenen. Ze waren er al eerder geweest, tijdens de eerste belegering in de herfst van 1529. Natuurlijk stond er nergens een bord of gedenkteken dat herinnerde aan de woeste strijd, en in 1963 had ik nauwelijks van hen gehoord. Wat er wel te zien was, waren sporen van een veel recentere strijd. In 1945 hadden de Sovjet-troepen van het Derde Oekraïense Front twaalf dagen lang straat na straat gevochten met de Waffen-ss van de nazi's en de stad uiteindelijk op 13 april ingenomen. Achttien jaar later waren hoog in de gevel van een groot appartementencomplex nog de gaten van kogels te zien.

Een paar maanden tevoren had ik op de muren van het park achter de humaniorafaculteit (Facultad de Filosofia y Letras) in Madrid net zulke sporen gezien; in de gebouwen waar we studeerden, hadden de Republikeinen vroeg in de winter van 1936 verwoed strijd geleverd en zich van verdieping naar verdieping teruggetrokken, maar desondanks het Afrikaanse Leger van generaal Franco weten tegen te houden. De kogelgaten in Wenen bezorgden me onmiddellijk een koude rilling: ik wist wat ze betekenden. Aldus had ik vanaf die eerste momenten, onder het oppervlak van de meer normale reacties op het overdadige Weense leven van eten, drank, kunst, muziek en cultuur, tevens een onbehaaglijk besef van oorlog, geweld en dodelijke strijd.

Voor een achttienjarige die was gevoed met de romantische, van voor 1908 stammende herinneringen van zijn Oostenrijks-Hongaarse grootmoeder, was Wenen zowel bekoorlijk als een beetje deprimerend. Maar het waren de pokdalige muren, die op sommige plaatsen bedekt leken met een enorme, lelijke huiduitslag, die me bijbleven. Toen ik de keer daarna naar Wenen ging, wist ik tenminste dat de binnenstad in 1683 was belegerd door de Turken. Mijn gids was The Siege of Vienna van John Stoye, een destijds nieuw boek uit 1964, en elke dag liep ik in de binnenstad door dezelfde straten om te kijken of ik de gebouwen die er nu stonden in verband kon brengen met de gebeurtenissen in 1683. Het stratenplan was op de meeste plaatsen grotendeels onveranderd gebleven, maar er waren toen (voor de tijd van 'erfgoed') geen borden of plaquettes waarop te lezen stond wat er drie eeuwen terug was gebeurd.

Niettemin creëerde ik al snel mijn eigen oriëntatiepunten: een slager die heerlijke verse worsten met een bord zuurkool en een glimmende aardappelsalade serveerde; een smoezelige bar waar je, vooral in september en oktober, voor weinig geld goede wijn kon drinken. Later vond ik veel betere wijn door met de tram naar wijndorpen zoals Grinzing te gaan, of met een lokale trein naar een Lokal in de schaduw van de grote abdij in Klosterneuburg. Maar in de daaropvolgende decennia begonnen mijn oude lievelingsplekken te verdwijnen, zij het langzamer dan in andere Europese steden. De aanleg van de metro (u-Bahn) in de jaren tachtig, het spectaculairste bouwproject in Wenen sinds de ontmanteling van de oude stadsmuren en de constructie van de Ringstrasse een eeuw eerder, betekende het einde van de oude wereld van voor 1914.

Zo leek het tenminste. Maar wat gebeurde? Door de aanleg van de metro werden de oude, naar verluidt ontmantelde muren en bastions herontdekt. Ze zijn er nog steeds, althans de sporen en fundamenten ervan, net onder het grondvlak van de nieuwe negentiende- en twintigste-eeuwse stad. Een paar maanden voor voltooiing van dit boek vertelde ik een vriend dat ik dicht bij de nationale schouwburg (het Burgtheater) graafwerkzaamheden had gezien. De bouwers waren bezig de fundamenten voor een nieuw kantorencomplex te leggen en hadden daarbij zo te zien een aantal oude gewelven blootgelegd. De muren en het puin hadden een vreemde. vrij vale kleur, en ik kon niet zeggen of het baksteen of natuursteen was. Mijn vriend dacht dat hij wist wat ik had gezien: de stadsmuren van Wenen. Toen de constructeurs van de Ringstrasse de fortificaties vanaf de jaren vijftig van de negentiende eeuw steen voor steen sloopten, waren ze afgebroken tot net onder het grondniveau en hadden ze zo een stevig fundament gevormd voor de nieuwe gebouwen van het grote project. De muren van Wenen zijn er dus nog steeds, of althans resten ervan, net zoals er in 1963, als je wist waar je moest kijken, nog steeds recente sporen van de Russische aanval op de stad te vinden waren.

Weten waar de gebeurtenissen hadden plaatsgevonden was belangrijk. Het was een goed idee om rond te wandelen op het terrein, maar vaak was het landschap onherroepelijk veranderd. Niettemin bleef ik, toen het verhaal gestalte kreeg en onstuitbaar uitdijde, uitstapjes maken naar slagvelden en andere plekken die we nu plaatsen van herinnering noemen. Maar het waren meestal plaatsen van vergetelheid. Niemand wist of had zelfs maar een vermoeden waar een reeds lang vergeten veldslag had plaatsgevonden. Soms had ik meer geluk. Bij de plaats van de Slag bij Sint-Gotthard, aan de huidige Oostenrijks-Hongaars grens, nabij het dorp Mogersdorf, ligt een heuvel vanwaar je kunt uitkijken over het slagveld. Door een lokale enthousiasteling en de gemeenschap is op deze heuvel een klein herdenkingsmuseum gebouwd. De veldslag was de belangrijkste gebeurtenis in de geschiedenis van Mogersdorf, en de bewoners hebben er zelfs een oorlogsmonument opgericht.4 Maar het monu¬ment boekstaaft slechts een kort moment in een lange en complexe geschiedenis, zonder context. Het is niet meer dan een los feit in een lang verhaal.

Recensie

door Tsenne Kikke
Op 6 augustus 1682 verzamelde sultan Mehmed IV in Istanbul zijn strijdmacht voor een veldtocht tegen Wenen. Het was niet de eerste keer dat het Ottomaanse leger oprukte naar de hoofdstad van het Heilige Roomse Rijk. In 1529 had sultan Suleiman al voor de muren van de stad gestaan. Een vroeg ingevallen winter had hem gedwongen om zich terug te trekken. Waarom vielen de Turken opnieuw aan? Waarom bleef de strijd tussen christenen en moslims op de grens tussen Balkan en Oostenrijk twee en een halve eeuw duren? En waarom klinkt de nagalm van het conflict nog door tot op vandaag? In De vijand voor de poort grijpt Andrew Wheatcroft het beleg van Wenen aan om zowel 'de angst van Europa voor de Turken' als de angst als verschijnsel bloot te leggen: de strijd om Wenen als metafoor voor het conflict tussen West en Oost, tussen moslim en christen.

De historici weten niet waarom Mehmed IV besloot Wenen in te nemen, ondanks een bestand met de Heilige Roomse keizer Leopold I. Wilde de 'Khan der Khans, Bevelhebber der Gelovigen' in de voetsporen treden van zijn illustere voorzaten? Murad IV had onsterfelijke roem verworven als de Veroveraar van Bagdad, en in 1453 had Mehmed II als Veroveraar van Constantinopel de ziel van het christendom doorboord. De sultan zag zichzelf in elk geval als de erfgenaam van het Romeinse Rijk. Hij was niets minder dan een Romeins keizer, vond hij. Daarom behoorde Wenen hem rechtmatig toe. Begon hij de campagne als wraak voor een verpletterende nederlaag in 1664 bij Sint-Gotthard? Of riep zijn religieuze plicht hem op om 'het Domein van Vrede uit te breiden en het Domein van Oorlog te verkleinen', een taak die hij uiteraard enkel en alleen tot een goed einde kon brengen door zoveel mogelijk oorlog te voeren.

Toen de troepen van de sultan op 14 juli 1683 voor de poorten van Wenen verschenen, zag het er naar uit dat de stad niet lang zou standhouden. Het Turkse leger was een goed geoliede oorlogsmachine, de sappers waren meesters in het ondermijnen van muren en bastions, en bovendien was 'het vermogen van de Turken om een offensief te beginnen aanzienlijk groter dan het vermogen van Europa om weerstand te organiseren.' Leopold I, die intussen was gevlucht, had immers een even grote vijand in de Franse koning als in de sultan. Waarom liep het beleg voor de Turken dan toch slecht af? Ten eerste was grootvizier Kara Mustafa een onbekwaam bevelhebber, aldus Wheatcroft. De man was even ambitieus als arrogant: hij was er zeker van dat hij de vijand een 'vernederende afstraffing' zou geven. En omdat hij enkel was gebrand op de inname van de stad, wist hij niets van de komst van ontzettingstroepen onder de leiding van prins Eugen van Savoie. Ten tweede vochten de christenen als leeuwen. Ze hadden met Ernst Rüdiger von Starhemberg ook een capabele garnizoensgeneraal. En ten slotte bleek de oorlogvoering in het nadeel van de Turken.

Hun soldaten waren weliswaar moedig en uitstekende vechters, maar zij ontbeerden de discipline van het christelijke leger. Toen de Turken zagen dat ze in de tang waren genomen, sloegen ze vrijwel onmiddellijk op de vlucht. Op 12 september luidden de bevrijdingsklokken van Wenen. In de jaren daarna deden de westerse machten hun best om met pauselijk geld de Turken verder naar het oosten te drijven. Zo kwam Boedapest, na de verovering door Suleiman in 1541 helemaal geïslamiseerd, opnieuw in westerse handen. Even verstrekkend was het ontstaan van een mythe. Prins Eugen van Savoie werd niet alleen uitgeroepen tot nationale held, hij werd ook daarna door de Habsburgse keizers gebruikt om de 'mystiek en de populariteit' van hun dynastie aan te zwengelen en hun 'culturele en politieke ideologieën' door de strot van hun talloze etnische minderheden te wurmen.

'De vijand voor de poort' getuigt zowel van luciditeit als van een grondige kennis van belegeringsoorlogen. Daarom is het jammer dat Wheatcroft enkele gaten in het verhaal vergeet op te vullen. Zo zou het interessant zijn geweest om te weten waarom er in Wenen enerzijds alleen soldaten met een 'onvermurwbare onverzettelijkheid' overbleven en er anderzijds een aantal van hen voor desertie werden geëxecuteerd. En hoe komt het dat men erin slaagde om brieven de stad uit te smokkelen, en dat de inwoners zelfs brood en verse groenten met hun belegeraars ruilden?

Wheatcroft maakt ten slotte zijn belofte waar dat hij de angst voor de Turken onder de loep zou nemen. In zijn relaas over het beleg ruimt hij veel plaats in voor de gruwelpropaganda die zich in het westen als een olievlek verspreidt. Maar tegelijk merkt hij fijntjes op dat 'oorlogen tussen christenen en moslims (.) niet per definitie confrontaties (waren) waarin werd gestreden tot de dood. In de heilige oorlog in christelijke grensgebieden was het vaak minder wreed toegegaan dan in oorlogen tussen soennitische en sjiitische moslims of tussen katholieke en protestantse christenen'. Zijn slotbeschouwing is daarom belangrijk. Vandaag, aldus de auteur, dient het beleg van Wenen opnieuw 'een polemisch doel'. Blijkbaar willen velen de Europeanen doen geloven dat er een nieuwe strijd om christelijk Europa is ontbrand.

Om die bewering te staven citeert hij uitspraken van Frits Bolkestein, voormalig commissaris van de EU, en van kardinaal Joseph Ratzinger, die later paus Benedictus XVI zou worden. Oude gevoelens en opvattingen over onvoorstelbare islamitische wreedheid en onverzoenlijke haat duiken weer op, alsof de complexe geschiedenis van Europa en het Ottomaanse Rijk tijdens de laatste drie eeuwen simpelweg te reduceren is tot een enkele zwarte bladzijde uit 1683. Wheatcroft citeert Elisabeth Kostova in haar bestsellerroman The Historian (2005). Geschiedenis, aldus de Amerikaanse historica, verwordt op die manier tot mythegeschiedenis, het soort geschiedenis dat 'eindeloos rondzwerft in de wereld en in potentie net zo gevaarlijk is als een virulente ziekte'.

- Joseph Pearce -
Adverteren
Zoek&Vind
Meer
Spiritualia
Contact
Copyright © 2008-2024 Spiritualia. Alle rechten voorbehouden. | Privacy Statement | Gedragscode | Algemene Voorwaarden | Auteursrecht